Bij volgno. 6 der agenda
BIJL-GE III
Gemeenschappelijke regeling tot stichting en exploitatie van het regionaal
1 "oonwagenkamp "woon ragencentrum Breda"
De raden van de gemeenten Breda, Chaam, Etten en Leur, Geertruidenberg, Hooge
en Lage Zwaluwe, Made c.a., Hieuw Ginneken, Oosterhout, Prinsenbeek,
Rijsbergen, Terheijden, Teteringen, Zevenbergen en Zundert;
gelet op artikel 31 van de wet op de woonwagens en woonschepen van 1913 (staats
blad 492), zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij wet van 23 oktober 1957
(staatsblad 425);
gelet op de wet gemeenschappelijke regelingen;
besluiten:
I aan te wijzen als regionale standplaats voor woonwagens het perceel gelegen
tussen de Terheijdenseweg, het Galooysche Gat en de Oude Baan, kadastraal be
kend gemeente Breda, sectie G, nos, 527 (gedeeltelijk), 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
(gedeeltelijk) en 10, voorzover dit perceel eigendom is van de gemeente Breda.
Dit perceel stelt de gemeente Breda beschikbaar op door haar met het onder II
artikel 1 bedoelde lichaam overeen te komen voorwaarden.
II aan te gaan de navolgende gemeenschappelijke regeling tot stichting en exploi
tatie van een regionaal woonwagenkamp op de sub I genoemde standplaats:
Artikel 1
Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd: "Woonwagencentrum
Breda". Het is gevestigd te Breda.
Artikel 2.
Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam heeft ten doel binnen naar zijn
oordeel redelijke grenzen:
1te voorzien in de behoefte van een aan d.e eisen van ruimte en gerief be
hoorlijk beantwoordende openbare standplaats voor woonwagens, binnen het
gebied van de deelnemende gemeenten;
2. te doen voorzien in de verzorging van de belangen van de bewoners van het
onder I vermelde kamp, zoveel mogelijk in samenwerking met het particulier
initiatief.
Artikel 3.
Als organen van de rechtspersoon worden ingesteld:
a. een algemeen bestuur;
b. een dagelijks bestuur.
Artikel 4.
1. De bevoegdheden van regeling en bestuur, toekomende aan de raden respec
tievelijk aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemen
de gemeenten, met betrekking tot het bepaalde in artikel 2, worden ten aan
zien van het gebied der deelnemende gemeenten bij uitsluiting toegekend en
uitgeoefend door het algeneen bestuur, respectievelijk het dagelijks be
stuur van het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam.
2. enzij in de regeling anders is bepaald, worden alle bevoegdheden van het
rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam uitgeoefend door het algemeen be
stuur.