volgno. 6 der agenda
-3-
11 1Op een open erf gevorderd krachtens artikel 16zomede achter een achter-
gevelrooilijn, mogen geen gebouwen worden gebouwd dan zodanige waarvan de
gezamenlijke inhoud en de hoogte, beide gemeten buitenwerks boven de grond
slag van het aansluitende terrein,niet meer dan 1 5 m3 en 2,50 m bedragen.
Niet meer dan een vierde gedeelte van het erf mag door deze gebouwtjes wor-
den ingenomen,
"2. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk ten behoeve
van niet ter bewoning bestemde bijgebouwen, behorende bij een
a, niet ter bewoning bestemd gebouw;
b. ter bewoning bestemd gebouw van bijzondere aard en bestemd voor gemeen-
schappelijk gebruik door de bewoners;
c. indien de perceelsdiepte groter is dan 25 m en zodanig, dat in verband
met de belendingen het verlenen van vrijstelling is gewettigd;
een en ander met dien verstande, dat zij binnen 6 m van de achtergrens
geen grotere hoogte dan 4 m gemeten boven de weghoogte mogen verkrijgen.
5, Van het bepaalde in het eerste lid is mede vrijstelling mogelijk in bij-
zondere gevallen of in geval van dringende noodzakelijkheid.
Van deze mogelijkheid van ontheffing is ten aanzien van reclamant in het ver
leden een ruim gebruik gemaakt, zodat niet gezegd kan worden dat de bepalingen
van de bouwverordening niet met de uiterste soepelheid zijn toegepast. Nagenoeg
het gehele aan appellant toebehorende terrein is bebouwd (in afwijking van het
bepaalde in art. 16 der bouwverordening), gedeeltelijk tot een grotere hoogte
dan door de bouwverordening is toegestaan. Bovendien is voor het thans bestaande
magazijn reeds ontheffing verleend ingevolge het bepaalde in artikel 51
Een nog verder gaande ontheffing zou nog slechts kunnen geschieden op grond
van artikel 313e lid, waardoor echter naar onze mening de toetreding van
licht en lucht tot de erven en tot de woningen van de noordelijker gelegen
panden Ginnekenstraat 57-57a—59 in ernstige mate zou worden belemmerd. Deze
erven zouden aan alle zijden omringd worden door een bebouwing van - 7 m of
hoger, zodat van luchtverversing en toetreding van licht in de schachtvormige
ruimten niet veel mag worden verwacht.
Naar onze mening is een dergelijke bebouwing uit een oogpunt van volkshuisves
ting, hygiëne, brandbestrijding en bescherming tegen algehele verwording van
de binnenterreinen in strijd met het algemeen belang.
Op grond van het vorenstaande menen wij Uw raad met klem te moeten ontraden
de gevraagde bouwvergunning in beroep te verlenen.
Een eventueel afwijkend advies van de afdeling voor openbare werken zal U
nog worden medegedeeld.
Burgemeester en wethouders van Breda,
C, Kortmann burgemeester.
Walenkamp loco-secretaris.