Volgno. 19 der agenda sing wordt gewacht op de eindbeslissing in de hoofdzaak. Ons college heeft nu het voorstel bereikt in het huidige stadium der procedure deel te nemen aan een schikking, waartoe de andere belanghebbenden zich reeds in prin cipe bereid hebben verklaard. Deze schikking houdt het volgende in: De H.K.I. vordert in totaal een bedrag van 44.813,90, exclusief kosten en rente. Een berekening van dit bedrag is ter visie gelegd. De H.E.I. is bereid genoegen te nemen met 35.000,-, vermeerderd met kosten en rente, hetgeen naar raming neer komt op een bedrag van omstreeks 44.000,-. De Zand Transport Maatschappij is, tezamen met haar assuradeuren, bereid in genoem de 35.000,- 15.000,- bij te dragen, alsmede 3/7 van de rente en kosten. Er blijft dan nog over een bedrag van 20,000,-, benevens 4/7 van rente en kosten. Onze assuradeuren zijn nu bereid van het ontbrekende deel 2/3 gedeelte te betalen, zodat de gemeente Breda daarvan l/3 gedeelte betaalt. Dit laatste betekent derhalve l/3 van 20.000,-, vermeerderd met 1/3 van 4/7 van rente en kosten. Maar raming zal dit er op neerkomen dat door Helvetia omstreeks 17.000,- moet T«rorden voldaan en door de gemeente omstreeks 8.500,-. De verhouding van 2/3 en 1/3 tussen Helvetia cn de gemeente Breda is ingegeven door ieders belang bij het aanvankelijke schadebedrag, uitgaande van het verzekerde be drag, hetwelk nl. 2/3 uitmaakt van de eerste claim ad 45.000,-. Voor een beoordeling van de kansen in het onderhavige proces zou het nuttig kunnen zijn alle overwegingen, welke partijen in het geding hebben gebracht, hier op te sommen. Aangezien dit tot een te uitvoerig exposé zou leiden, menen wij met een verwijzing naar de grosse van het vonnis van de arrondissementsrechtbank te kunnen volstaan. Met de ons door assuradeuren toegevoegde raadsman volharden wij in onze mening, dat de aansprakelijkheid van de gemeente voor de door de H.K.I. geledon schade niet is bewezen. Dit neemt niet weg, dat ook wij wel bereid zijn in de aangegeven vorm aan de schikking deel te nemen. Hierbij speelt mede een rol, het feit dat het accent in de onderhavige kwestie enigszins anders is komen liggen sedert het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 1958, waarbij de Staat der Nederlanden in een soortge lijk geval veroordeeld werd tot voldoening van bedrijfsschade, welke eveneens op indirecte wijze werd veroorzaakt. Al met al achten wij het juist mede te werken aan beëindiging van het hangende ge schil. Wij adviseren U derhalve een desbetreffend besluit te nemen volgens het bijgaande concept. Een eventueel afwijkend advies van de afdeling voor juridische aangelegenheden zal U nog worden medegedeeld. De kosten kunnen zonder kredietverhoging ten laste van de genoemde werken worden geboekt. Burgemeester en wethouders van Breda, C. Kortmann burgemeester. Walenkamp loco-secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 660