-52-
Volgnummer 518
Het zal Uw raad. bekend zijn, dat wij zowel vóór als na de herziening van het
reglement van het waterschap Hoogheemraadschap de Brabantse Bandijk vele
pogingen in het werk hebben gesteld om voor Breda een zo gunstig mogelijke
regeling te bereiken.
Vóór de tot standkoming van vermelde herziening hebben wij met over
legging van wetenschappelijke adviezen gepoogd de gemeente Breda niet in
het waterschap te doen opnemen. Daarnó hebben wij geprobeerd het bestuur
van de Bandijk duidelijk te maken, dat de hoogtelijn onjuist was getrokken.
Soortgelijk was Uw verzoek van 6 december 1958 tot de Verenigde Vergadering
van het Hoogheemraadschap "de hoogtelijn van 2.50 m N.a.P. met do werke
lijkheid in overeenstemming te brengen, vóórdat de bezwaarschriften tegen
de aanslagen 1957 worden behandeld". Al deze pogingen hebben niet het be
oogde succes bereikt.
Gunstiger resultaat zal opleveren ons tot gedeputeerde staten gericht
verzoek om toepassing te geven aan art. 88, lid 5 van het reglement van de
Brabantse Bandijk. In beginsel gaat dit college er thans mede akkoord, om
de bebouwde kom en daarmede gelijk te stellen bebouwingskernen, voor zover
zij hoger liggen dan 4 m N.A.P. vrij te stellen van omslagplicht en voor
zover zij gelegen zijn op een hoogte tussen 2:2- m N.A.P. in de derde klasse
te plaatsen. De hiervoor vereiste kadastrale kaarten, waarop de door water
passing vast te stellen terreinhoogten staan aangegeven, worden thans in
gereedheid gebracht. Deze vergen evenwel zeer veel tijd. nen brief gericht
tot gedeputeerde staten, om een eenvoudiger procedure te mogen volgen,
wacht nog op antwoord.
Tenslotte vermelden wij nog, dat wij, indien aangetoond kan worden
dat rond de Beeksebaan een aanzienlijk deel van het grondgebied van het
hoogheemraadschap boven 4m N.A.P. ligt, voornemens zijn om tot Provinciale
Staten een verzoek te richten wijziging van de grens van de Brabantse Bandijk
tot stand te brengen. De hiervoor vereiste hoogtemetingen worden thans verricht.