-
HOOFDSTUK IX. Maatschappelijke steun en voorzorg
'i i
Algemeen
Het lag inderdaad in de bedoeling de nota over de bejaardensituatie in
de stad in het begin van dit jaar aan Uw raad over te leggen. Bij nadere be
schouwing kwam het de commissie huisvesting bejaarden juister voor zich niet
te baseren op landelijke en gemiddelde gegevens doch op de feitelijke situatie
in Breda. Het onderzoek dat hiervoor nodig was en dat grotendeels kon geschie
den door werkloze hoofdarbeiders vroeg vrij veel tijd. Dit onderzoek kan nog
deze maand worden afgesloten. Wij verwachten dat wij in de eerste helft van het
volgend jaar de reeds lang toegezegde nota kunnen overleggen.
Het spijt ons dat wij Uw raad onvoldoende van de gang van zaken op
de hoogte hebben gehouden.
Het lijkt ons niet noodzakelijk een vaste regeling te ontwerpen voor bij
betaling door de gemeente, in de kosten van verzorging en huisvesting van be
jaarden.
Op grond van de armenwet kan voor elk geval afzonderlijk bezien worden
of er, zo ja, op welke wijze een tegemoetkoming moet worden verstrekt.
Elke bejaarde kan op deze wijze de voor hem meest gunstige verzorging
verkrijgen.
Deze wijze van werken heeft tot heden voldaan.
Bij de nota over de bejaardensituatie, welke wij U in de eerste helft van
1960 hopen aan te bieden, zullen wij U ons standpunt over het toezicht op rust
en verpleeginrichtingen mededelen.
Met betrekicing tot de vraag over de administratieve procedures bij de voor
rekening van de gemeente komende verpleeggevallen kunnen wij mededelen, dat
de afwikkeling van deze aangelegenheid/is vertraagd door de wijziging in
de directie van de dienst voor sociale zaken in de loop van 1959 en de daarmee
samenhangende samensmelting van de dienst voor sociale zaken en het woningnood
bureau.
Thans wordt een onderzoek ingesteld naar eventueel gewenste reorganisatie.
Meerdere leden van Uw raad zijn van oordeel dat het werk van de werk
plaats voor minder-validen (geestelijk zowel als lichamelijk) sterk uitgebreid
dient te worden en bovendien op andere leest geschoeid.
Het werk ten behoeve van minder-validen is de laatste jaren organisato
risch anders opgezet. Zoals Uw raad bekend zal zijn, kende Breda in vroeger
jaren de werkinrichting voor imbecille jongens, de zgn. Don Bosco-werkplaats,
onder leiding van de Broeders van Euybergen en de werkinrichting voor imbecille
meisjes onder leiding van de stichting "Nazorg" Breda. In 1952 besloot Uw raad
mede te werken aan een werkplaats voor minder-validen en deze te doen aanslui
ten op de werkinrichting Don Bosco.
In 1956 werd de Dr.Johannes Kardinaal de Jongstichting opgericht welke
stichting zich speciaal richt op de geestelijk gehandicapten. De bestaande
werkinrichtingen voor imbecillen werden overgenomen door de stichting en af
gesplitst van de werkplaats voor lichamelijk minder validen. Op 1 september
1957 werd de oude werkplaats minder-validen geliquideerd en een nieuwe werk
plaats opgericht door de stichting "Werkplaats Zonneschijn". Deze organisato
rische wijzigingen hebben de ontwikkeling van het werk ten behoeve van de min
der-validen gunstig beïnvloed.
Dit zal U o.m. kunnen blijken uit de jaarrekeningen en jaarverslagen van
de nieuwe stichtingen, die in de vergadering van oktober een onderdeel van
de agenda zullen uitmaken.