GEMEENTE BREDA
Centraal rapport van het afdelingsonderzoek
van de gemeentebegroting 1960, gehouden op
1 september 1959.
Algemene beschouwingen
De leden van de raad brengen dank aan burgemeester en wethouders voor de ijver
en zorg waarmee zij gedurende de voorgaande jaren hebben getracht met de beperk
te financiële middelen de belangen van onze stad zoveel mogelijk te bevorderen.
In deze dank betrekken zij het gehele personeel van hoog tot laag, dat daaraan
heeft meegewerkt. Als in de loop van deze begrotingsbehandeling opmerkingen wor
den gemaakt, dient men te bedenken, dat alleen de bedoeling voorzit het belang
van onze stad te bevorderen zonder dat deze opmerkingen iets vermogen af te doen
aan het respect van het college van burgemeester en wethouders en het personeel.
Als men de nota van aanbieding voor het jaar 1960 ter vergelijking nog eens legt
naast de overeenkomstige nota's voor de dienstjaren 1955 en 1956, dan lean niet
meer gesproken worden van een verdere gunstige uitgroei van deze nota's doch dan
dient wel degelijk te worden vastgesteld, dat hier van een fundamenteel geheel
andere opzet moet worden gesproken, waardoor duidelijker dan voorheen, het fi
nancieel beleid zoals burgemeester en wethouders dit wensen te voeren voor de
raad wordt uiteengezet. Aan het college van burgemeester en wethouders, alsmede
aan de betreffende ambtenaren wordt gaarne dank gebracht voor hun bijdrage tot
deze verandering.
Tn dank voor de vele bemoeienissen door het college van burgemeester en wet
houders en de ambtenaren verricht ter samenstelling van de begroting 1950,
wordt toch zéér vriendelijk verzocht een volgend jaar de begroting in plaats
van in de maand juli, in september of oktober het licht te doen zien. Meerderen
vinden de begroting bij thuiskomst van vakantie reeds enkele weken thuis liggen.
De meesten zijn in deze djmamische tijd hard aan hun vakantie toe en deze dient
niet ter intense bestudering der begroting. Bezwaar is bovendien dat de gegevens
over 1959 ter vergelijking met 1960 maar tot hoogstens 1 juli verstrekt kunnen
worden. Bij verschillende posten en bij "algemeen" prijkt dan ook de mededeling
dat met verschillende op handen zijnde wetten en regelingen nog geen rekening
gehouden kon worden hetgeen over enkele maanden misschien wel het geval had kun
nen zijn (o.a. nieuwe financiële verhouding rijk en gemeente, definitieve sub-
jectieve verhoging 1958, zodat de raad al direct aan de eerste begrotingswijzi
ging toe is, enz.). Als vóór januari 1960 de begroting afgehandeld is wordt
de wettelijke termijn niet overschreden. Einde oktober is twee maanden te vroeg.
Met betrekking tot het financieel aspect van de begroting 1960 worden de navol
gende opmerkingen gemaakt.
Met Uw college lean een lid het eens zijn, dat de opzet van de begroting,in feite
een reële behoefteramingin de huidige onzekere situatie met betrekking tot de
financiële mogelijkheden noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat de bestaande
achterstand blijft of mogelijk groter wordt, echter niet alléén de reële behoef
teraming ten opzichte van de financiële mogelijkheden. De behoeften zelf die
er liggen,die wij scheppen of reeds geschapen hebben,moeten ook reëel zijn.
Misschien ongaarne hier en daar, maar de overtuiging bestaat, dat wij hier en
daar zouden moeten bezuinigen.