Voor wat het eerste punt betreft is het verweer van burgemeester en wethouders
tot dusver steeds geweest, dat de waarde van de begroting als beleidsstuk eerst
weer dan tot zijn recht kan komen, indien voldoende dekkingsmiddelen voorhanden
zijn voor de gedachte uitgaven. In deze gedachtengang gaat men er van uit dat
alle geraamde uitgaven tot de gedachte hoogte en in het voorgenomen tempo ver
antwoord en nodig zijn. ï-len ziet daarbij voorbij aan wat in het kader van de
nationale economie wel eens niet mogelijk zou kunnen zijn. het is nauwelijks
te verwachten dat voor de geraamde uitgaven, waarvoor geen dekkingsmiddelen
aanwezig zijn, dekking zal worden verkregen door een overeenkomstige subjec
tieve verhoging van de uitkeringen uit het gemeentefonds, zodat op voorhand
met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat correctie
op het in de begroting vastgelegde beleid van bovenaf zal worden voorgeschreven,
zulks dan inderdaa.d ten koste van onze eigen zelfstandigheid.
Men zou in deze gong van zaken hebben te berusten indien men de zekerheid zou
hebben dat alle voorgestelde uitgaven tot het voorgestelde niveau noodzakelijk
waren en dat deze ook in het voorgestelde tempo dienden te geschieden.
Voor wat betreft de kapitaalslasten is daarvoor het investeringsplan te summier.
Voor wat betreft de personeelslasten ontbreekt het inzicht in de ontwikkeling
daarvan en de oorzaken, welke daartoe hebben geleid geheel.
Gaarne zal worden vernomen of burgemeester en wethouders met betrekking tot beide
categorieën van uitgaven nog nadere mededelingen kunnen doen. Voor vrat de per
soneelslasten betreft zou o.m. gaarne worden vernomen in hoeverre deze zijn
gestegen tengevolge van uitbreiding van personeel en in hoeverre deze zijn
gestegen tengevolge van loon- en salarisverbeteringen t.o.v. de jaren 1956, 1957,
1958.
Voor wat de kapitaalslasten betreft zou gaarne worden vernomen voor welke objecten
de in het investeringsplan opgenomen niet-rendabele investeringen gedacht zijn
en voor welke objecten in niet al te ver verwijderde toekomst, na 1960, eveneens
belangrijke bedragen en in welke orde var. grootte er nodig zullen zijn. Nog
steeds zijn wij van mening, dat alleen indien de investeringen voor een langere
termijn vooruit worden opgezet, het mogelijk is een beleid te voeren waarbij
het tempo van uitvoering aangepast kan zijn aan de beschikbaar komende middelen.
Voor de controle op de uitgaven lijkt het ons noodzakelijk een vaste afdeling
uit de raad waaraan een ambtelijk secretaris zou dienen te worden toegevoegd
met deze controle te belasten. Deze commissie zou uitvoerig aan de raad dienen
te rapporteren en met suggesties moeten kunnen komen, welke tot besparingen
op de uitgaven zouden kunnen leiden. Ook met betrekking tot dit punt zal gaarne
de zienswijze van burgemeester en wethouders worden vernomen.
Evenals vorige jaren is ook nu bij de nota van aanbieding van de gemeentebegro
ting als bijlage toegevoegd een investeringsplan 1960.
Kunnen burgemeester en wethouders een overzicht geven hoe het staat met de
plannen waarvoor liet afgelopen jaar kredieten gevoteerd zijn, men de nice hier
met name aan zwembad 'olfslaer, het Politiebureau, de vijf gymnastieklokalen
en de ontwerpen voor schouwburg en sporthal?
Voldoening schonk het feit, dat de nieuwe brandweerkazerne in gebruik kon
worden genomen, dat verschillende nieuwe scholen tot stand kwamen of uitgebreid
werden, zomede het initiatief om te komen tot de bouw van zo noodzakelijke
gymnastieklokalen