-37- HOqFDSTUK VIII-§ 16 Onderwijs, kunsten en wetenschappen (niet vallende onder de 1 tot en met 15) Algemeen Gezien de huidige begrotingssituatie lijkt het weinig zin te hebben aan te drin gen op uitbreiding der culturele voorzieningen in onze stad. Sedert 1953 heeft Breda in vrij snel tempo een minimum aan voorzieningen op cultureel terrein ve ten op te bouwen, dat zich wel in een voorzichtig stijgende lijn beweegt, maar toch voornamelijk tengevolge van de toeneming van het aantal inwoners. De vragen, die zich bij de beoordeling der voorzieningen steeds voordoen, zijn: 1aan welke kringen komen de uitgetrokken bedragen ten goede? 2. is de verhouding van de beschikbaar gesteMe gelden tussen de verschillende posten wel de meest logische? Ten aanzien van vraag 1 kan nog steeds gesteld worden, er is hierover bij vorige gelegenheden reeds meerdere keren gesproken, dat de bedoelde kringen beperkt zijn en dat bijgevolg grote groepen van de Bredase bevolking geen deel hebben aan het culturele leven in onze stad. Vraag 2 kan zonder meer ontkennend beant oord worden. Maar er is hier veel, dat historisch gegroeid is, waardoor een herindeling vrij moeilijk is. De aandacht van het college van burgemeester en wethouders zal op een en ander bij voortduring gevestigd moeten zijn, teneinde indien de gelegenheid zich voor doet, de nodige aanvullingen en wijzigingen aan te brengen, In dit verband zal het op prijs worden gesteld te vernemen of, tengevolge van de veranderingen in de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders, het tot dusverre gevoerde cultureel beleid zal worden voortgezet dan wel gewij zigd. In het antwoord op het centraal rapport van het vorig jaar is gesproken van een samenwerking van belanghebbenden met betrekking tot culturele activiteiten in de zomer. Hoe staat het met deze samenwerking? Er wordt in het algemeen over geklaagd, dat er in Breda des zomers te weinig te doen is om toeristen te trek ken en gedurende enige tijd aan Breda te binden. Zijn er van de zijde van het college van burgemeester en wethouders plannen in dit opzicht te verwachten? In het antwoord op het centraal rapport van het vorige jaar werd o.a. medege deeld: "Uw suggestie, de mogelijkheid van een jaarlijkse opdracht te overwegen, leeft reeds bij ons. Een voorstel terzake kan binnenkort tegemoet worden gezien". Het bedoelde voorstel is tot dusverre nog steeds niet bij de raad ingediend, Wai is hiervan de oorzaak? Geconstateerd kan worden, .at de Stichting Zomerfestival nuttig werk heeft ver richt in de afgelopen zomer. Het zal echter aanbeveling ver. ienen deze activi teiten op een latere datum te stellen in verband met de vakantiegangers die onze stad bezoeken. Herhaaldelijk wordt er in de pers en elders op gewezen, dat Breda een dode stad dreigt te worden en dat het gemeente-bestuur niet voldoende diligent terzake is. Wat denkt men in de toekomst te kunnen doen om aan deze klacht een einde te maken, en bv. door samenwerking van bepaalde instanties meer leven te brengen in de stad en wel in het bijzonder gedurende hoog-seizoen o.a. vakanties? Herhaaldelijk wordt de laatste tijd in pers, via ingezonden artikelen en middels persoonlijke - en groepsgesprekken de klacht beluisterd dat Breda - bezien vanuit toeristisch oogpunt - niet voldoet aan de eisen welke dienovereenkomstig mogen worden gesteld, althans s^erk zou achterblijven bij in dit opzicht vergelijkbare gemeenten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 821