GEMEENTE BREDA Tols:lr• 4 ier asonda
Bijlagen. 1959
Nr. 470
7 oktober 1959
AZ/18211
Voorstel van burgemeester en wethouders tot inci
dentele wijziging van de a.p.v..
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Tot voor kort was het de gemeentelijke wetgever niet geoorloofd regels vast
te stellen ter voorkoming van parkeerexcessen; het parkeren van voertuigen
op voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden vormde
een onderwerp, dat in de wegenverkeerswetgeving een uitputtende regeling vond
en bijgevolg geacht moest worden van rijksbelang te zijn. Slechts zeer zijde
lings bleek het mogelijk in uiterst bescheiden mate paal en perk te stellen
aan enkele vormen van misbruik van parkeergelegenheid (zie artikel 12, lid 1
onder b, en artikel 20, lid 1 onder e, a.p.v.).
Op 1 oktober is echter in werking getreden artikel 32a van het wegenverkeers
reglement, hetwelk luidt:
1 Bij plaatselijke strafverordening kunnen regelen worden gesteld ten aan
zien van het op de weg doen of laten staan van voertuigen;
a. met het kennelijk doel deze te verhandelen of te huur aan te bieden,
zulks voor zover die voertuigen deel uitmaken van de handelsvoorraad
van hem, die een beroep of gewoonte maakt van het verhandelen of ver
huren van voertuigen;
b. met het kennelijk doel door middel daarvan reclame te maken;
c. terwijl daaraan andere dan geringe herstel- of onderhoudswerkzaamheden
worden verricht door of vanwege iemand, die er zijn bedrijf of neven-
bedrijf van maakt voertuigen te herstellen of te stallen.
2. Bij plaatselijke strafverordening kunnen regelen worden gesteld ten aan
zien van het op de weg doen of laten staan van niet rijklare voertuigen
gedurende langer dan een in de verordening vast te stellen aantal dagen,
Nu als gevolg van de snelle groei van het verkeer de behoefte aan parkeergelegen
heid voortdurend stijgt, kunnen regels ter voorkoming van parkeerexcessen node
gemist worden.
Wij stellen U derhalve voor overeenkomstig bijgaand ontwerp te beslissen tot
wijziging van de a.p.v.. Het verbod van artikel 12 a.p.v., voor zover dat be
trekicing heeft op voertuigen, is naast lid 1onder b, van het voorgestelde
artikel 20a overbodig; artikel 20, lid 1 onder e, a.p.v. moet in verband met
de inhoud van artikel 32a, lid 1onder c, van het wegenverkeersreglement
worden beperkt.
Het advies van de commissie voor de strafverordeningen zal U nog worden
medegedeeld. Burgemeester en wethouders van Breda,
De secretaris, De loco-burgemeester,
J.A. Meijs