GEMEENTE BREDA Volgnr. 19 der agenda
Bijlagen 1959
Nr. 484
7 oktober 1959
AZ/18241
Voorstel van burgemeester en wethouders om, indien
en voer zoveel nodig, de bevoegdheid van de raad
cm te beslissen of t.z.t. een rechtsgeding zal wor
den gevoerd in de zaak De Brabantse Bandijk - Breda
aan burgemeester en wethouders over te dragen.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Bij besluit"van 16 juli 1959 heeft de verenigde vergadering van het hoogheemraad
schap De Brabantse Bandijk afwijzend beschikt op onze bezwaarschriften tegen de
de gemeente Breda als zodanig opgelegde aanslagen in de lasten van het hoogheem
raadschap.
Waar op principiële en juridische gronden ernstig getwijfeld moet worden aan de
verschuldigdheid van de onderwerpelijke aanslagen van het hoogheemraadschap, heb
ben wij gemeend Uw raad geen voorstel te moeten doen in de aanslagen te berusten.
Wij achten het gewenst - en wij twijfelen er niet aan dat dit inzicht door Uw
raad wordt gedeeld - dat over deze aangelegenheid een uitspraak, desnoods tot in
hoogste instantie, van de burgerlijke rechter wordt uitgelokt.
Onder dagtekening van 4 september 1959 ontvingen wij een aanmaning*van het hoog
heemraadschap om alsnog binnen 14 dagen de aanslag in de omslag over het dienst
jaar 1957 19.729,25) te betalen. Aan deze aanmaning hebben wij doelbewust
geen gevolg gegeven.
Verwacht mag worden, dat het hoogheemraadschap ter invordering van de aanslag
binnenkort zal overgaan tot het doen betekenen van een dwangbevel, medebrengen
de het recht van parate executie, waartegen Breda in verzet kan komen.
In dit verband rijst de A/raag op welke grondslag t.z.t. tot het doen van verzet
besloten moet worden. Moet het in verzet komen, als bedoeld in artikel 12 der
bevcegdhedenwet, aangemerkt worden als hetzij een recht van beroep tegen admini
stratieve beslissingen, hetzij een recht bezwaar in te brengen tegen handelingen
of voornemens der administratie (artikel 212, lid 3, der gemeentewet; of moet
artikel 177, lid 1, der gemeentewet (de raad beoordeelt en beslist of vanwege
de gemeente een rechtsgeding zal worden gevoerd) de formele basis van een be
sluit tot het deen van verzet vormen?
Meerdere gezaghebbende auteurs beschouwen verzet, gebaseerd op de bevoegdheden-
wet, als een administratiefrechtelijk geschil ingevolge opdracht bij speciale
wetgeving aan de burgerlijke rechter opgedragen. Het komt ons dan ook verant
woord voer, dat het besluit tot het deen van verzet gefundeerd wordt op artikel
212, lid 3, der gemeentewet. Daar Uw raad bij besluit van 10 januari 1938 de
uitoefening van de in artikel 212, lid 3, der gemeentewet bedoelde rechten aan
ons college heeft overgedragen, zou een besluit tot het doen van verzet dus door