bij volgno. 47 der agenda
-3-
leeftijd wordt de premie toegekend voor de spaarbcdragen, welke tenminste een
vol kalenderjaar hebben uitgestaan.
Artikel 11
Indien de deelnemer de gemeentedienst verlaat met recht op een wachtgeld inge
volge de wachtgeldverordening of op een uitkering ingevolge artikel 5 van de
uitkeringsverordening, heeft hij de keuze tussens
a. toekenning van de premie, ongeacht de termijn gedurende welke de spaerbe
dragen hebben uitgestaan;
b, voortzetting van zijn dcelnemerschap gedurende do tijd, waarop hij aanspraak
op wachtgeld of uitkering heeft, tot een maximum van 5 jaren, na afloop van
welke tijd artikel 9 toepassing vindt.
Artikel 12.
1Bij overlijden van de deelnemer wordt de premie toegekend, ongeacht de ter
mijn gedurende welke de spaarbedragen hebben uitgestaan,
2. Het saldo van de spaarrekening wordt ter beschikking gesteld van de erfge
namen.
Artikel 13.
In geval van ontslag bij wijze van straf of op grond van een dringende reden,als
bedoeld in artikel 1639 p van het burgerlijk wetboek, gaat het recht op de ren
tetoeslag voor het lopende kalenderjaar en op de premie, voor de spaarbedragen,
welke nog niet gedurende de in artikel 5, eerste lid, onder a, bedoelde termijn
hebben uitgestaan, verloren.
Artikel 14.
1 Ter uitvoering van deze verordening kunnen nadere regelen worden gesteld.
2. In gevallen, waarin deze verordening niet of niet naar redelijkheid voorziet,
kunnen burgemeester en wethouders naar billijkheid een voorziening treffen.
Artikel 15.
Burgemeester en wethouders stellen de spaarraad, ingesteld door het centraal or
gaan der gemeenschappelijke regeling betreffende behandeling van gemeentelijke
personeelsaangelegenheden na overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
jaarlijks vóór 1 april in kennis van het aantal ambtenaren, dat aan de spaarrege
ling heeft deelgenomen, en van de door hen in hot voorafgaande jaar in totaal
toegekende spaarpremies, alsmede van verdere gegevens, welke de spaarraad ver
zoekt
Artikel 16,
1. Deze verordening kan worden aangehaald als ambtenarenspaarregeling 1961 en
treedt in werking op 1 januari 1961.
2. Het op 31 december 1960 aanwezige saldo op oen spaarrekening, als bedoeld in de
door burgemeester en wethouders vastgestelde regeling van 4 december 1959, wordt
geacht ingevolge deze verordening te zijn gespaard.
3. Voorzover dit saldo meer bedraagt dan 5/6 van de pensioensgrondslag van de deel
nemer, met een maximum van 600.-, wordt het van de spaarrekening afgeschreven.
Aldus vastgesteld