volgno. 19 der agenda
-2-
lieden werden geschapen voor subsidiëring van jeugdafdelingen, stond dit verhoogd
subsidie niet adequaat tegenover de stijging van de exploitatielasten. Huur-,
onderhouds-, verwarmings- en verlichtingskosten, materiaalprijzen etc. stegen
zeer aanmerkelijk, terwijl bovendien de salarissen van het bibliotheekpersoneel
op aanvaardbaar niveau werden gebracht. De regeling' blijkt de besturen nauwelijks
in staat te stellen sluitende exploitaties te houden, terwijl noodzakelijke uit
breiding en aanpassing aan nieuwe inzichten achterwege moet blijven.
Veelal hebben de gemeenten dan ook extra-subsidies boven het plaatselijk minimum
verstrekt. Ook Uw raad is in deze de besturen tegemoet gekomen, door:
a) Op het zgn, plaatselijk minimum wordt sedert 1951 het provinciaal subsidie
niet in mindering gebracht;
b) Aan de r.k, openbare leeszaal en bibliotheek wordt een jaarlijks subsidie toe
gekend gelijk aan. rente en aflossing v.an een geldlening, groot 50,000,- ten
behoeve van de in 1953 aan. het van Coothplein gerealiseerde verbouwing (bij
lagen 1954,no.507);
c) Gedurende de jaren 1952 tot en met 1956 is een extra-subsidie toegekend van
1.50 per contribuerend lid voor uitbreiding van het boekenbezit.
De inkomsten uit contributies en leesgelden kunnen slechts in beperkte mate stij
gen en wel door toename van het aantal loden. In het rijkssubsidievoorwaardenbe-
sluit is namelijk bepaald dat de lees- en studiezalen kosteloos toegankelijk die
non te zijn en dat voor gebruikmaking van de uitleenbibliotheken maximaal 4,50
per lid gevraagd kan worden. De contributies en retributies van de plaatselijke
bibliotheken bedragen reeds bovengenoemd maximum.
De beschikbare middelen blijken onvoldoende geweest te zijn om de openbare lees
zalen en bibliotheken hun functie zodanig te doen vervullen als in een stad als
Breda verwacht mag worden, waarbij er op gewezen kan worden dat de steeds grotere
behoefte aan goede en veelzijdige lectuur van steeds grotere groepen van de be
volking goed geoutilleerde bibliotheken vraagt.
De exploits.tie-cijfers van de laatste jaren, die ter visie liggen, kunnen IJ tonen
dat onvoldoende tegemoet gekomen kon worden aan eisen, die terecht aan dergelijke
instituten worden gesteld, waarvan wij met neme noemen:
de kwantiteit en de kwaliteit van de boeken, voldoende voor hun taak berekend
en deskundig personeel, ligging en inrichting van bibliotheken en filialen.
Naast de gegevens, die uit de exploitatiecijfers gelezen kunnen worden, kunnen
wij U wijzen op enkele feiten, ook Uw raad voldoende bekend:
de huisvesting van de openbare leeszaal en bibliotheek aan de Catharinastraat
is onhoudbaar;
de inrichting van de filialen Heuvel en Belcrum van de r.k.openbare leeszaal en
bibliotheek is absoluut onvoldoende, terwijl daarnaast diverse zeer grote wijken
geen enkele voorziening hebben.
Tenslotte hebben wij voor U ter visie gelegd een tweetal rapporten van de inspec
teur van de centrale lectuurvoorziening voor openbare leeszalen en bibliotheken,
welke een beeld geven van de achterstand in het boekenbezit, welke rapporten
overigens reeds dateren van 1956,
Na bestudering van deze feiten menen wij een wijziging van de bestaande subsidie
regeling te moeten voorstellen, welke onzes inziens moet inhouden dat tegemoet
gekomen wordt aan de bezwaren van de bestaande subsidieregeling.
Wij menen in deze regeling apart aandacht te moeten besteden aan de normale ex
ploitatie, de huisvesting en het boekenbezit,
1Exploitatie.
Ten aanzien van de exploitatie stellen wij in de ontwerp-subsidieregeling die