volgno. 37 der agenda -3- 20/i verhoging niet zou gelden, aan deze commissie verzoetten om een ver klaring, dat de woning de bovenbedoelde gebreken niet vertoont en vol doet aan de onderhoudseisen. Met deze verklaring in de hand mag de 20>- verhoging ook voor deze categorie woningen worden gerekend. WONINGEN VAN" VOOR 3 KEI 1943. Van het gemeentelijk woningbezit behoren tot deze categorie: a. enige complexen woningen zonder rijkssteun, voornamelijk gelegen in de bomenbuurt en de Belcrumpolder; b. drie complexen woningwetwoningen van vóór de oorlog, t.w, 12 mictden- standswoningon Haagweg, 157 woningen Westeinde en de 61 woningen voor grote gezinnen, verspreid over Crogtdijk, Westeinde en bomenbuurt; c. nagenoeg alle in de afgelopen jaren aangekochte-.. cn krotwoningen. Voor zover voor deze woningen een huurprijs van niet meer dan 7,- per week gold, mag de huurprijs toch worden verhoogd, indien door de Huuradviescommissie een verklaring als bovenbedoeld wordt verstrekt. Ad a; woningen zonder rijkssteun. Van deze complexen met een totaal van 479 woningen hebben 192 woningen een huurprijs tot en mot 7,-. Voor al deze woningen, nog in behoorlijke staat van bewoonbaarheid en onderhoud verkerende, is een dergelijke ver klaring aangevraagd. Verwacht mag worden, dat deze verklaring zal worden afgegeven, zodat bereids de met 2QA verhoogde huur voorlopig wordt geïnd. Ad b: vooroorlogse woningwetwoningen. De huurprijzen van deze 3 complexen woningen lagen alle boven de 7,- en zijn dus zonder meer met 2QU verhoogd. Hieraan zou trouwens niet zijn te ontkomen, omdat het rijk bij de exploitatie geïnteresseerd is. Ad c: aangekochte- en krotwoningen. Voor deze woningen zijn, - voor zover zij minder dan 7,- per week op brachten, en overigens nog in behoorlijke staat verkeren - eveneens ver klaringen van de Huuradviescommissie aangevraagd, In deze gevallen zijn de verhoogde huren echter niet direct ven 1 april j.l. af opgelegd, omdat uiteraard eerst de uitspraak van die commissie moet worden afgewacht. Wel is de aandacht van de bewoners erop gevestigd, dat de mogelijkheid van huurverhoging en inning met terugwerkende kracht nog openstaat. Volgens de letterlijke bepaling van de huurwet beloopt de huurprijs van deze woningen de huurprijs op 31 maart 1960 vermeerderd met 20a. Dit behoeft evenwel de gemeente als verhuurster niet te weerhouden om een geringere verhoging te berekenen en do huur tenslotte tot een rede lijk peil t^ beperken, hetgeen dan ook wel is geschied. Hierbij is namelijk aansluiting gezocht bij de in 1957 reeds gevolgde gedragslijn, volgens welke ter bepaling van do percentages der verhogin gen do staat, waarin do woningen verkoren tot basis is genomen. Praktisch komt dit hier op neer, dat voor de panden waarop in 1957 de volle 25A is toegepast nu ook 20A verhoging is opgelegd; voor 2Cn in 1957 thans 15f° enz., terwijl de huren die in 1957 met 5 A werden verhoogd, alsmede de huren van de werkelijke krotwoningen en van de binnenkort voor stads en uitbreidingsplannen te amoveren woningen niet meer voor verhoging in aanmerking zijn gebracht. Uitdrukkelijk zij er op gewezen, dat deze werkwijze met variabele percen tages ook zal worden gevolgimet betrekking tot de woningen met een lagere huur dan 7,- per week vóór de verhoging. Voorts is in enkele gevallen, waarin het onderhoud voor rekening van de bewoner (meestal de voormalige eigenaar )is, geen verhoging toegepast, terwijl in de gevallen, waarin het achterstallig onderhoud vanwege de gemeente is uitgevoerd, een redelijke verhoging is opgelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 468