GEMEENTE BREDA
volgno. 28a der agenda
Bijlagen 1960
nr. 421
10 augustus 1960
P/13835
Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoe
ming van twee onderwijzeressen aan de openbare la
gere school aan de Beverweg.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Op grond van het leerlingental en de klassebezetting aan de openbare lagere
school aan de Beverweg bij de aanvang van het schooljaar 1959/1960 werd bij Uw
besluit van 16 december 1959 een zesde (extra) leerkracht benoemd. Het rijk ver
leent met toepassing van artikel 56, 2e lid, van de lager onderwijswet 1920
te rekenen van 1 september 1959 vergoeding voor het wettelijk salaris van deze
leerkracht, mits en voor zolang het aantal leerlingen ten minste 211 bedraagt.
Het aantal leerlingen is inmiddels zodanig gestegen, dat bij de aanvang van het
nieuwe schooljaar 1960/1961 een zevend.e en een achtste extra leerkracht aan de
school nodig zijn.
Blijkens schrijven van de staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschap
pen van 1 juli 1960, afd.l.o.nr.6409, verleent het rijk te rekenen van 1 sep
tember a.s. ook vergoeding van het wettelijk salaris voor de zevende leerkracht,
mits en voor zolang het aantal leerlingen ten minste 256 bedraagt, en volgens
telefonische toezegging voor de achtste, mits en voor zolang het aantal leer
lingen ten minste 301 is.
Een zesde leerkracht is ingevolge artikel 28 van de lager onderwijswet 1920
verplicht indien het aantal leerlingen op de teldata 16 januari, 16 mei en 16
september van het voorafgaande kalenderjaar gemiddeld ten minste 211 bedraagt.
Een zevende leerkracht wordt verplicht indien dit gemiddelde ten minste 256 be
draagt en een achtste, indien het 301 is.
Het aantal leerlingen op de teldata 16 januari en 16 mei j.l. bedraagt 240 res
pectievelijk 261terwijl dit aantal op 16 september a.s, ten minste 309 zal zijn.
Het gemiddelde over 1960 zal derhalve minstens 270 bedragen, zodat op 1 januari
1961 zeven leerkrachten aan de school verplicht zullen zijn.
Ha een oproep hebben tien personen gesolliciteerd van wie er zich één heeft
teruggetrokken.
Ingevolge artikel 36, 8e lid, van meergenoemde wet geschiedt de benoeming van
een onderwijzer uit een voordracht van zo mogelijk ten minste drie bevoegden,
opgemaakt door burgemeester en wethouders na overleg met de inspecteur, na in
gewonnen met redenen omkleed bericht van het hoofd der school waaraan de benoe
ming moet geschieden.
In overeenstemming met het hoofd van de school en na. overleg met de inspecteur
dragen wij tot benoeming van een zevende leerkracht in tijdelijke dienst voor: