-16-
respectievelijk 10,50 en 11,50 voor de eengezinswoningen en 8,- voor
de etagewoningen.
Voor een complex van 718 woningen zoals dit later in het Brabantpark is
gebouwd, zou dit een gemiddelde huurprijs zijn geworden van 9>65 per
week.
Bij nadere berekening had dit gemiddelde circa 1hoger moeten liggen.
In veel belangrijker mate zijn evenwel de huren beïnvloed door de nadien
ingetreden loon- en prijsstijgingen. De indexcijfers van de curveprijzen,
waarnaar zoals boven aangegeven het rijk de kosten van ingediende bouw
plannen beoordeelt, liepen van april 1956 tot oktober 1957 op van 116 tot
154, derhalve een stijging van 15,57",
Uitgaande van de prijsaanbieding per april 1956 zou de aannemingssom van
het complex 718 woningen Brabantpark circa 10.000.000,- hebben bedragen,
ha de voormelde stijging zou dit ruim 11.500.000,- zijn geworden. Niette
min werd de aannemingssom uiteindelijk door het ministerie tot een bedrag
van 11,570.000,- (rond) goedgekeurd, waarbij een gemiddelde huurprijs
werd berekend van 14,70 per week. De verhoging van de huurprijs wordt
voor rond 1 ,90 per week verklaard door de gestegen bouwkosten en voor
1,70 per week door het oplopen van de rentestand van 52" tot gemiddeld
4qh. Totale verhoging derhalve circa 5,60 per week.
momenteel worden de woningen in het Brabantpark verhuurd voor gemiddeld
14,20 per week, derhalve minder dan de vastgestelde gemiddelde huurprijs.
Een verdere vermindering zou mogelijk zijn in verband met de winstdeling
uit het basiscontract voortvloeiende en door het mindere renteverlies tij
dens de bouw, doch het laat zich aanzien, dat dit voordeel nodig zal zijn
voor het nivelleren van de huurprijzen der prontowoningen in het Brabant
park en Doornbos. Voor deze laatste is namelijk een aanmerkelijke verlaging
der rijksbijdrage toegepast, welke zou leiden tot pl.m, ƒ2,- meer huur per
week.
Een dergelijk verschil is uiteraard niet gewenst.
VII. Tc voeren woningbouwbeleid.
Blijkens het gestelde over het huisvestingsbeleid in deze nota drukt de
woningnood nog steeds onevenredig zwaar op de minder draagkrachtigen. Van
de per 1 februari 1960 ingeschreven 2065 woningzoekenden zijn er ruim
1700 aangewezen op goedkope en zeer goedkope woningen. Vele huurders van
voor afbraak bestemde panden zullen eveneens een dergelijke vervangende
woning behoeven.
Ook jonggehuwden en aanstaande echtparen ondervinden de woningnood in sterke
mate. De jaarlijkse woningbehoefte tengevolge van huwelijken kan gesteld
worden op 680. Velen van hen zullen in verband met hun financiële draag
kracht op een goedkope woning zijn aangewezen.
Tenslotte hebben de bestaande industrieën en vooral zij die willen uitbrei
den alsmede de bedrijven die zich in Breda willen vestigen, grote behoefte aan voor
lagere inkomens betaalbare woonruimte. Leniging van deze behoefte is met
het oog op de zo noodzakelijke verruiming van de werkgelegenheid dringerd.
geboden.
Eet streven voor de eerstvolgende jaren zal derhalve gericht moeten zijn
op de bouw van goedkope en zeer goedkope woningen, waarmede tevens wordt
aangesloten op de thans bestaande inzichten van de centrale overheid, en
wel in de 5-, 4- en 5-kamerwoningen