GEMEENTE BREDA
Centraal rapport van het afdelingsonderzoek
van de gemeentebegroting 1961, gehouden op
12 september 1960.
Algemene beschouwingen
Vele leden brengen dank aan burgemeester en wethouders voor de goede zorg, waar
mede zij in het afgelopen jaar de belangen der gemeente Breda hebben gediend.
Bepaald gemakkelijk is die taak niet geweest, maar veel wensen - zij het dan ook
niet alle - zijn in vervulling gegaan.
Gaarne wordt in deze dank betrokken het personeel der gemeente, dat hieraan
daadwerkelijk zijn krachten heeft willen geven.
Wanneer er dan ook desondanks opmerkingen gemaakt worden bij de begrotingsbe
handeling, moeten deze gezien worden als opbouwende kritiek.
Eveneens wordt dank gebracht voor de duidelijke en overzichtelijke begrotings
opstelling alsmede voor de uitgebreide toelichting, die bij de begroting is ge
geven.
Vooral de nota van aanbieding in zijn nieuwe vorm en opzet maakt dit stuk pret
tiger leesbaar. De nota van aanbieding is thans gebrocheerd, hetgeen bij vele
leden instemming heeft gevonden. Een lid zou gaarne vernemen of het Centraal
'Rapport en het antwoord van burgemeester en wethouders ook in brochurevorm wor
den opgemaakt.
De wens dat het grote goed van de gemeentelijke zelfstandigheid bewaard blijve
wordt gaarne onderschreven.
Meerdere leden vinden de beoordeling van het voorgestelde beleid door de raad
toch nog niet eenvoudig. Dit kan echter niet als een verwijt aan burgemeester
en wethouders worden gericht, doch is veeleer een gevolg van de impasse waarin
de gemeentefinanciën landelijk zijn terechtgekomen. Vooral is dit het geval door
het uitblijven van een beslissing over het wetsontwerp "financiële verhoudings
wet 1959". Terecht wordt dan ook in de nota op pagina 1 opgemerkt dat door de
onvolkomen regeling van de verdeling van de middelen van het gemeentefonds de be
leidsvoering wordt bemoeilijkt, zo niet onmogelijk gemaakt.
Ten aanzien van de algemene beleidsvoering wordt opgemerkt dat bij vorige be
grotingsbehandelingen ook reeds vanuit de raad tot de voorzichtigheid is ge
maand die thans zal worden betracht als de begroting wordt aanvaard. Burgemeester
en wethouders hebben echter in de nota niet duidelijk aangegeven waarom zij van
oordeel zijn dat thans ongewijzigde voortzetting van het beleid van vorige jaren
niet meer verantwoord is.
Een nadere motivering wordt door meerdere leden gaarne tegemoet gezien.
Hierbij rijst ook de vraag of de grens die is aangegeven - nl. dat het nadelig
saldo van de begroting 1961 niet mag uitgaan boven dat van 1960 - niet tamelijk
willekeurig gekozen is.
Ook het tweede uitgangspunt, verhoging van de eigen inkomsten, geeft aanleiding
tot vragen. Het wekt bij meerdere leden van de raad bevreemding dat de verhoging