van de tarieven van de straat- en rioolbelasting en de verhoging van de reini
gingsrechten door de rijksoverheid zo bindend worden opgelegd..
Aan dit bindende karakter vermag ook de opmerking in de nota van aanbieding
dat de voorstellen door burgemeerster en wethouders uit eigen overtuiging zijn
gedaan, niets te veranderen. Is echter het streven van de huidige regering niet
juist gericht op verlaging van de belastingen en stabiliseren van het prijs
peil?
In de nota wordt voorts opgemerkt dat het voorgestelde beleid om te komen tot
beperking van het begrotingstekort 1961 op het niveau 1960, bezwaren met zich
mee zal brengen voor de algemene taakvervulling. Het stemt daarbij tot vol
doening dat getracht is zo weinig mogelijk het thans bereikte verzorgingsniveau
aan te tasten. Meerdere leden zouden echter gaarne vernemen in welke opzichten
het huidige verzorgingsniveau door het in deze begroting neergelegde beleid zal
worden aangetast. Daarbij dringt zich ook onmiddellijk de vraag op of het
huidige verzorgingsniveau wel voldoende is te achten.
Het investeringsplan 1961 zou naar het oordeel van meerd.ere leden meer bijdragen
tot het verschaffen van inzicht in het te voeren beleid., indien het was voorzien
van een korte toelichting. Ook als een nadere specificatie van de bedragen wordt
gegeven, behoeft een dergelijk investeringsplan nog geenszins een strak werk
schema te zijn. In het bijzonder zouden deze leden geïnformeerd willen worden
over de bedragen die zijn aangegeven onder punt 6, onderwijs, kunsten en weten
schappen.
Evenals vorige jaren geeft de begroting 1961 wederom een nadelig saldo te zien,
en was er in eerste instantie ook weer een stijging van het nadelig saldo ten
opzichte van 1960.
Met voldoening is kennis genomen van het feit, dat als uitgangspunt voor de be
groting 1961 is genomen dat:
1, het nadelig saldo van de begroting 1961 niet mag uitgaan boven het vastge
stelde nadelig saldo van de begroting 1960 van rond 4.000.000,-.
2. daarnaast getracht moet worden de eigen inkomsten op te voeren door belasting
verhoging of anderszins.
Men wilde eigen inkomsten opvoeren door op de eerste plaats de opbrengsten uit de
nutsbedrijven te verhogen van 3,50 tot 6,50 per inwoner zonder verhoging van
de tarieven. Hoe wil men dit bereiken; immers dit veronderstelt een stijging
van de winst van 110.000 x 3,- is 330.000,-. Op blz. 6 van de nota van
aanbieding staat, dat de stijging van de bedrijfswinsten 253.431»- bedraagt.
In de begroting van het gas- en elektriciteitsbedrijf staat echter onder volg
nummer 36, dat de winst over 1960 411.547,- en over 1961 655.778,- be
draagt; dit is echter een stijging van de winst van 244.231,-. Kan Uw college
dit verschil nader verklaren.
Als tweede punt wordt genoemd de resultaten per dienst, bedrijf of onderdeel
van de begroting niet nadeliger te doen zijn, dan die van de begroting van 1960
en dit tot uitdrukking te laten komen in het voorkomen c.q. beperken van de
uitzetting van de verschillende onderdelen van het budget.
«felke maatregelen denkt Uw college te nemen om dit te realiseren?
Betreurd wordt dat geen sluitende begroting kan worden aangeboden, mede ver
oorzaakt door een tekort aan door het rijk beschikbaar gestelde dekkingsmidde
len. Dat het geraamde tekort aanzienlijk lager is dan in het voorafgaande jaar
zou tot vreugde kunnen stemmen; de voorgestelde wijze waarop dit moet worden
bereikt is moeilijk te aanvaarden.
In hun M.I,A,-financiële verhoudingswet 1959 wordt door de ministers gesteld
dat een verhoging van de straatbelasting, zomede tariefsverhogingen voor
reinigings- en rioolrechten, van invloed, kan zijn op het toekennen van subjectieve