verhogingen van de uitkeringen. Burgemeester en wethouders hebben zich wel ge haast deze wenk ter harte te nemen, gezien de voorstellen die deze begroting begeleiden. Het college heeft zelfs gemeend nog verder te moeten gaan door de voorgestelde verhoogde winstuitkeringen van het gas- en elektriciteitsbedrijf. In plaats van een tariefsverlaging voor gas en elektra, die zeer wel moge lijk zou zijn door de sterk verlaagde brandstofprijzen, zou men kunnen spreken van een plaatselijke belasting op gas en elektriciteit. De belastingdruk in ons land is reeds bijzonder zwaar, plaatselijke verhoging van indirecte lasten, (met nog als bijzonder nadeel dat met draagkracht geen rekening wordt gehouden), is dan ook moeilijk te aanvaarden. Bij het opmaken der begroting is gestreefd om het tekort over 1961 niet groter te doen zijn dan over 1960. Het tekort over 1960 is volgens het antwoord op het centraal rapport mede het gevolg van het feit dat hierin gestreefd werd naar een reëel noodzakelijk voor zieningsniveau Betekent dit, dat de begroting 1961 niet een reëel noodzakelijk voorzienings niveau kan bewerkstelligen? In de nota van aanbieding wordt de indruk gevestigd alsof ten koste van de al gemene taakvervulling de begroting "gedrukt" is ten opzichte van voorgaande jaren. Indien echter de totaalcijfers van 1961 teruggerekend worden tot die van 1960 (andere berekening kapitaalslasten,winst bedrijven, uitkeringen gemeente fonds), dan wordt de indnüc verkregen dat het tekort in 1961 in vergelijking met 1960 veel groter is. Is het mogelijk een - zij het bij benadering - indruk te geven van de grootte van verschil in kapitaalsl' ten tussen de oude en de thans gevolgde methode? Was het begrotingstekort voor het jaar 1960 bijna 4 millioen, thans is dit 3.2 millioen. Nog een zeer /root bedrag» Als men echter bedenkt, dat dit 5.5 millioen had moeten zijn, wanneer men de begroting op dezelfde wijze zou hebben samengesteld als voorgaande jaren, dan is er vooruitgang te bespeuren, ten minste als door gebrek aan dekkingsmiddelen, voorgenomen plannen maar niet in het gedrang komen en een werkelijke behoefteraming toch nog beter was geweest. Zullen bij hogere instanties geen gedachten worden gewekt, dat vroegere begro tingen te groots zijn opgezet? Zal de stand van de saldi-reserve, na afsluiting van de rekeningen over de jaren 1959 en 1960 niet dusdanig zijn verminderd, dat het gevaar bestaat, dat uit deze reserve niet meer voldoende kan worden geput voor volgende jaren en op welke wijze denken burgemeester en wethouders het tekort op te vangen? Kunnen burgemeester en wethouders de raad inlichten over de vraag of men bij de opzet van de begroting zich niet enigermate had kunnen baseren op het wetsont werp "financiële verhoudingswet 1959". Als toch meer met objectieve normen zal worden gewerkt, dan zullen deze normen toch zeker gebaseerd worden op het huidige voorzieningspeil en niet op het vooroorlogse. Een lid. kan de visie van het collego met betrokking tot de maatregelen voor het opvoeren van de eigen inkomsten niet delen. Naar de mening van dit lid brengen belastingen als: logeergastenbelasting, re clamebelasting en nog verscheidene andere belastingen zoals verhoging van markt- gelden enz. een hoop geld in het laatje. De gezamenlijke inkomsten daarvan zouden beslist niet aan de lage kant zijn; daarbij zijn deze zeer aantrekkelijk omdat verschillende daarvan ö.oor de vreemdeling worden betaald. Verhoging van belastingen, alsmede het instellen van nieuwe belastingen wordt over het algemeen gemakkelijker genomen als bij de voorstellen daartoe een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 825