Een globale benadering heeft echter aangetoond, dat de verbetering die voor Breda uit d.e nieuwe wet voortvloeit, in eerste instantie niet hoger gesteld kan worden dan 1.800.000,-, welk bedrag - zoals op de vorige bladzijde is verondersteld - uit de subjectieve verhogingen 1959 en 1960, kan worden verkregen. Wij kunnen alleen de hoop koesteren, dat door een gunstige ontwikkeling van de con.juc- tuur een behoorlijke voeding van het gemeentefonds wordt bereikt. Alsdan kunnen de uit keringspercentages van de nieuwe uitkeringen zodanig hoog zijn, dat de normale uitzet ting van het budget uit doze verhoogde inkomsten kan worden opgevangen. Voorts moeten we verwachten, dat uoor de verfijning van de uitkering per inwoner, zoals bedoeld in het 2e lid van artikel 10 van het wetsontwerp, voor Breda de mogelijkheid wordt geopend tot het doen uitvoeren van enkele bijzonder grote werken, zoals rioolwaterzuivering— en af voer, hoogspoorplan, de rondwegen e.d. Omtrent do voorgestelde maatregelen welke nodig geoordeeld worden voor het beperken van het tekort tot 3.120.000,- en hun consequenties in het beleid zij het volgende mede gedeeld. De voornaamste maatregelen, welke ook omschreven zijn in de nota van aanbieding, zijn de volgende 1. het gas-, het water- en het elektriciteitsbedrijf moet een bijdrage aan do algemene middelen geven van minstens 650,000,-; 2. de uitzetting van de verschillende onderdelen van het budget moet zoveel mogelijk worden voorkomen waarbij het streven erop gericht is de taak te vervullen met een ge lijke hoeveelheid middelen als in 1960 beschikbaar was; 3. de druk van rente en afschrijving op de algemene dienst verminderen door verlaging van de raming van kapitaalslasten; 4. het opvoeren van de eigen inkomsten d.oor het vragen van een grotere bijdrage in de kosten van bepaalde werken. Ad 1'De verhoging van de winst van de lichtbedrijven tot 650.000,-. Gedurende de afgelopen jaren zijn er twee factoren geweest die verhogend hebben gewerkt op de winstmogelijkheden van het bedrijf, se eerste is de dalende kolenprijs waardoor de inkoopkosten verlaagd werden. De tweede is de sterk gestegen omzet waardoor de vaste bedrijfskosten per eenheid product daalden. Daartegenover stonden een aantal kostprijsverhogende factoren, waarvan de voornaamste zijn de gestegen lonen en de steeds grotere bedragen vragende investeringen. In de laatste jaren is echter de daling van. de kostprijs groter geweest dan de gestegen lasten waardoor de winsten van de bedrijven enkele jaren groter zijn geweest dan bij de opzet van de begroting geraamd. De meerdere winst werd echter niet aan de algemene dienst uitgekeerd, maar gestort in de reserve voor achterstallig onderhoud en vernieuwingen. Een behoorlijke reserve voor dit doel is noodzakelijk omdat door het sterk toegenomen verbruik de bestaande leidingen en kabels veel sneller vervangen of vernieuwd moeten wor den dan enige jaren geleden te voorzien was. Of de voor dit doel gevormde reserves thans voldoende groot zijn, kan wegens het ontbreken van exacte gegevens niet gezegd worden. Voor 1961 zal het wel niet mogelijk zijn om een enigszins beduidend bedrag aan de re serve toe te voegen omdat de winst tot een bedrag van 650.000,- nodig is voor het sluitend maken van het budget. Welk cijfer uiteindelijk ais winst voor 1961 gehaald zal worden is van tal van factoren afhankelijk waarbij de ontwikkeling van de kolenprijs een zeer belangrijke rol speelt. Daar deze prijs zich gedurende een aantal jaren in dalende lijn bewogen heeft, lijkt het niet verstandig om nog met een veel verder gaande vermindering rekening te houden. Omtrent de geoorloofde hoogte van de winst van de bedrijven bestaan geen voorschriften. De gevraagde winst zal een factor zijn bij het voldoen aan de behoefte aan middelen van de algemene dienst. De tarieven zullen enerzijds niet al te zeer mogen uitgaan boven de gemiddelde prijs van hetzelfde product van andere bedrijven, anderzijds zullen zij in een redelijke verhouding mogen staan tot het geïnvesteerde kapitaal, waarbij wij een winst van 650.000,- bij een investering van 20 miljoen gulden niet overmatig noemen. ad 2. De vervulling van de taak met dezelfde hoeveelheid middelen als in 1960. Bij het samenstellen van de verschillende afzonderlijke begrotingen is getracht elk van deze begrotingen binnen het budget 1960 te houden. Dat deze opzet in een aantal gevallen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 863