-4-
is geslaagd en bij een aantal niet is begrijpelijk.
Uitzetting van het budget was onvermijdelijk in de sector personeelskosten, in de
sector onderwijs, de sociale aangelegenheden en bij de subsidies.
Een gelijke raming en in een aantal gevallen een vermindering ko.n worden verkregen in
de onderhoudssfeer van de voor de openbare dienst bestemde eigendommen,, werken en in
richtingen.
liet onderhoud van wegen, pleinen, bruggen, riolen en van de plantsoenen, van de stads-
reinigingdienst vraagt in 1961 nagenoeg gelijke of lagere bedragen dan in 1960, en dat
ondanks de grote toename in aantal, lengte en oppervlakte van deze werken.
Bij het vervoerbedrijf wordt weliswaar een belangrijk deel van de lagere kosten verkre
gen door een verlenging van de afschrijvingen op het rollend materiaal, bij deze dienst
geldt echter met name ook dat door een wijziging van de organisatie met dezelfde man
kracht en materiaal een grotere hoeveelheid werk wordt verricht.
Echter zal onder ogen gezien moeten worden dat de onderhoudswerken of enkele onderdelen
niet die zorg kunnen Inrijgen irelke wenselijk zou zijn.
Ad 9. Wijziging in de kapitaalslasten-raming.
De lasten rente en afschrijving zijn zoals vermeld op pagina 5 van de nota van aanbie
ding in 1961 556.783,- lager geraamd dan in 1960. Gedurende de laatste jaren bedroeg
de netto toename van de kapitaalslasten per jaar rond 600.000,-, zcdat in de begroting
indien deze was opgezet zoals die voor 1960, de kapitaalslasten tussen 1.100.000,- en
1.200.000,- hoger zouden zijn geraamd.
Ad 4. Opvoeren eigen inkomsten.
In het kader van de ontwikkeling van de financiële verhouding tussen het rijk en de ge
meenten ligt het in de lijn dat het rijk de kosten van bepaalde afgeronde zaken van ge
meentelijke zorg volledig of nagenoeg volledig voor zijn rekening neemt. Dit kan geschie
den in de vorm van normvergoeding, dan wel integraal op declaratie. Voorbeelden van be
staande regelingen zijn de vergoeding van de politiekosten en het kleuteronderwijs.
Hieraan is of wordt toegevoegd een regeling voor de kosten van het lager onderwijs,
het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs en het nijverheidsonderwijs, zodat na
het inwerking treden van de nieuwe wet op de financiële verhouding de kosten van het on
derwijs nagenoeg volledig door het rijk worden ged.ragen,
Een verder doortrekken van deze lijn zal tot gevolg hebben dat steeds minder taken uit
d.e algemene middelen behoeven te worden gedekt zodat ook de omvang van de voor algemene
doeleinden beschikbaar te stellen middelen kan afnemen.
Door de in absolute zin minder beschikbare middelen worden ook de aanwendingsmogelijk
heden beperkt en zal een veel directer verband gelegd moeten worden tussen een bepaalde
voorziening en de daaraan verbonden kosten. De voorziening zal dan ook des te gemakke
lijker ingevoerd of uitgebreid kunnen worden naarmate de te besteden kosten hetzij ge
heel, hetzij gedeeltelijk, ineens of in gedeelten -worden terug ontvangen.
Eet streven zal er daarom steeds meer op gericht moeten zijn om voor de door de gemeente
te verlenen diensten een vergoeding te vragen. Dit is des te gemakkelijker te bereiken
indien er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verleende dienst en de te vragen
vergoeding. De vergoeding ware in principe minstens op de kostprijs te stellen, zoals
ook reeds geschiedt bij de verkoop van bouwrijpe grond, bij de tarieven voor gas, water
en elektriciteit, de markt elden, de keurlonen en slachthuisrechten. Ook bij het rijk
wordt deze gedachte gehuldigd (P.T.T,, staatsmijnen).
In deze gedachtengang past ook de voorgestelde verhoging van de tarieven voor het op
halen van het huisvuil en de hogere bijdrage in de kosten van aanleg en onderhoud van
de straten en riolen.
De combinatie van reinigingsrecht en sti-aat- en rioolbelasting kwam ons uit een oog
punt van verdeling en spreiding van de belastingdruk niet ongeschikt voor, temeer nu
tot op heden het draagkrachtbeginsel in gemeentebelastingen - tenminste tot merkbare
proporties - moeilijk te verwezenlijken is. Wij beseffen uiteraard dat door het samen
vallen van eigenaar en bewoner van een pand, bij hen die toch al betrekkelijk hoge
verplichtingen op zich genomen hebben om een eigen woning te verkrijgen, de verhoging
van de rechten een tegenvaller betekent. Wij zien echter - uitgaande van objectieve
regels - geen mogelijkheid tot correctie.