Toehouden, De constatering, dat de Bredanaars "weinig interesse" hebben voor het cultu reel centrum kunnen wij niet onderschrijven. Hoewel wij geenszins het gevoel hebben, dat de belangstelling van de inwoners van onze stad hemelhoog te prijzen valt, menen wij dat vergelijking van de belangstelling hier met die op andere plaatsen zeker niet zonder meer in het nadeel van Breda uitvalt. Dat wij bij deze vergelijking relatieve maatstaven aanleggen en dus zeker niet van de absolute getallen wensen uit te gaan, spreekt voor zichzelf. Indien men dan bovendien het nog zeer korte bestaan van De Beyerd daaraan als beoordelingsfactor toevoegt, dan menen wij dat de constatering ven de vraagsteller voorlopig nog zeker niet opgaat. Anderzijds koesteren wij ons geenszins in ongemotiveerde tevredenheid. Want de kern. van de zaak is, dat de meeste van de door le overheid geheel of ge deeltelijk gefinancierde culturele activiteiten een rechtstreeks gevolg zijn van een teruggang in de interesse van het publiek. Zij zijn noodzakelijk ora- dat het "publiek" ofwel niet in staat ofwel niet bereid is tot eigen finan ciële offers. Hot cultureel centrum is een van die mogelijkheden, waardoor de overheid zich beijvert om anders ontbrekende activiteiten toch te doen plaatsvinden. Indien men dan toch - al of niet terecht - zou menen, dat de belangstelling uitblijft, d.an zijn twee conclusies mogelijk. Namelijk dat ofwel het gevoer de beleid niet goed is ofwel, dat de bevolking tot geen enkele interesse in staat is. In het eerste geval zal men een beleidswijziging moeten nastre ven, in het tweede geval zal men zich een nog grotere inspanning dan voor heen moeten getroosten om deze belangstelling alsnog gaande te maken. De kost gaat in deze zaken nu eenmaal, zoals overal elders, voor de baat uit. In het licht van het bovenstaande achten wij de kosten van het cultureel centrum zeker alleszins verantwoord. Het bezoek aan De Beyerd over het jaar 1959 bedroeg: tentoonstellingen: 14.140 Beyerdavonden: 5.202 gebruik gebouw: 12.655 totaal 29.995 een en ander exclusief het bezoek aan de binnen plaats en het zaaltje boven De Beyerd. Er zijn inmiddels nog geen kunstwerken aangekocht uit de post 15.000,- volgno.56. In de toelichting op de gelijke begrotingspost voor het dienstjaar 1960, waar de post voor het eerst voorkwam, werd gesteld, dat uit dit bedrag kunst werken zouden worden aangekocht tot vorming van een eigen gemeentelijke kunst collectie. De achtergrond was niet alleen een uitbreiding van het werk en het bezit van De Beyerd, maar bovendien het scheppen van de mogelijkheid tot het geven van een contraprestatie voor de vele bruiklenen, die in de loop der jaren voor de tentoonstellingen in De Beyerd werden verkregen. Gedacht werd aan het aanschaffen van plastieken, maar een strikt verzamelge bied werd toen nog niet afgepaald. De mening omtrent dit verzamelgebied fluctueert nog enigszins. Het verschil tussen het onder volgno.590 opgenomen bedrag en dat genoemd in de bijlage op pagina 61 is het bedrag der kapitaalslasten (in bijlage onder no.12: rente en afschrijving van gebouw en inventaris) ad 51.000,-, die worden opgevoerd onder volgno,570 b. Zie hiervoor ook de toelichting onder het opschrift: correspondentie mot de gemeentebegroting.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 922