GEMEENTE BREDA
volgnr. 2 der agenda
Bijlagen 1960
no. 483
5 oktober 1960
IZ/14953
Antwoorden oo door raadsleden gestelde vragen
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
VRAAG.
Be heer Rattink komt terug op het antwoord
inzake de vervuiling van de Aa of Weerijs.
Uit dit antwoord blijkt dat dit jaar niet
meer gebaggerd wordt omdat de gelden ont
breken. Blijkbaar heeft men nog nooit geld
hiervoor gehad want dit werk wordt steeds
achterwege gelaten, behalve dan vorig jaar
toen er dan nog iets is gedaan. Al bij al
is het nu een rommeltje en hij verzoekt
daarom er bij het bestuur op aan te dringen
dat hieraan wat meer aandacht wordt besteed,
Br is nu een behoorlijke wandelweg langs de
rivier aangelegd, laat dan de rivier zelf
ook een behoorlijk aanzien hebben.
Een andere vraag van de hrHinderhoud
waarop geantwoord werd, had betrekking op
de breedte der terrassen. In het antwoord
staat dat 1 meter ruimte uit de rijweg moet
worden gelaten.
Spreker geeft in overweging eens na te gaan
of dit inderdaad ovei'al het geval is. ken
moet een afsluiting maken langs het terras.
Be gaten in het trottoir voor het bevestigen
van deze afsluiting zijn veelal aanwezig,
maar de afsluiting zelf ontbreekt. Waar
deze wel is aangebracht wordt deze veelal
gebruikt als rijwielstalling, zodat er in
het geheel geen ruimte blijft op het trottoir.
AIITtfOORD.
Zoals reeds in het antwoord op een vorige
vraag over de vervuiling van de Aa of
'/eerijs tot aan de Bernhardbrug is medege
deeld, is dit gedeelte van de rivier in be
heer en onderhoud bij het waterschap "Be
Aa of Weerijs". Het bestuurslid van dit
waterschap, dat de belangen voor zover deze
in Breda liggen behartigt, heeft op een ver
zoek van de zijde der gemeente om het bedoelde
gedeelte te baggeren in 1959 en 1960, ge
antwoord dat hiervoor geen gelden beschik
baar waren.
Inmiddels heeft het vegen van de rivier wel
plaats gevonden, doch deze maatregel is niet
voldoende
Derhalve zal onzerzijds met het bestuur van
het waterschap contact worden opgenomen,
teneinde in gezamenlijk overleg na te gaan
op welke wijze afdoende verbetering van
dit riviergedeelte is te bereiken.
Aan terrasvergunningen wordt niet altijd
de voorwaarde verbonden, dat minstens één
meter van het trottoir moet vrij blijven
voor het voetgangersverkeer. Dit hangt af
van de breedte van het trottoir, de inten
siteit van het verkeer ter plaatse en de
ligging van het terras.
In het ene geval zal neer ruimte moeten
worden vrijgelaten en in het andere geval
zal met minder ruimte kunnen worden vol
staan
De bedoelde voorwaarde is ook niet ver
bonden aan de in 1953 door ons verleende
vergunning voor het terras op de hoek van de