GEMEENTE BREDA
bij volgnr. 17 der agenda
Toelichting behorende hij het voorstel van
burgemeester en wethouders op de aanvrage tot
stichting van een u.1.o.-school in het uit
breidingsplan Mariaveld.
Op grond van artikel 73, lid 1 van de lager-onderwijswet 1920 moeten bij de aan
vragen voor beschikbaarstelling van gelden voor de stichting van een nieuwe u.l.o.-
school in deze gemeente de navolgende stukken worden overgelegd:
a. een verklaring, waaruit blijkt, dat de school door tenminste 61 leerlingen zal
worden bezocht;
b. een verklaring, waarbij het bestuur zich verbindt om, voordat met de bouw wordt
aangevangen, als waarborgsom een bedrag van 15^° van de stichtingskosten in de
gemeentekas te storten;
c. 1een opgave van het aantal leerlingen, voor wie het gebouw ruimte moet bieden;
2. het maximum aantal leerlingen, dat per lokaal zal worden toegelaten;
3. het aantal lokalen;
4. of de school bestemd zal zijn voor het geven van gewoon lager, voortgezet
gewoon lager of uitgebreid lager onderwijs;
d. een verklaring waaruit blijkt, dat het schoolbestuur is aangesloten bij een groep
bijzondere scholen, welke een commissie van beroep hebben ingesteld.
Ad a. Het bestuur verklaart, dat de school door tenminste 61 leerlingen zal worden
bezocht. Ploewei de lager-onderwijswet 1920 niet als eis stelt, dat deze verklaring
een reeks van scliriftelijke bevestigingen der ouders moet bevatten dat hun kinderen
de nieuw te stichten school zullen bezoeken, is dit wel gebruikelijk, omdat hierin
over het algemeen de enige wraarborg is gelegen, dat ook inderdaad het vereiste aan
tal leerlingen de nieuwe school zal bezoeken. Onder meer bij koninklijk besluit van
10 maart 1949no. 7, oordeelde de Kroon echter, dat onder bepaalde omstandigheden
aangenomen moet worden, dat alleen door de verklaring van het schoolbestuur' ook in
derdaad aan het in de wet gestelde vereiste is voldaan, uit dit koninklijk besluit
wordt het volgende geciteerd:
"dat weliswaar een van de handtekeningen van de ouders voorzien stuk niet alleen
als de meest voor de hand liggende en meest gebruikelijke vorm voor bedoelde ver
klaring beschouwd moet worden, doch in de regel ook als de enig juiste moet worden
aangemerkt, daar hierin veelal de voornaamste, zo niet de enige waarborg is gelegen
voor de juistheid van de in de verklaring vervatte mededeling;
dat dit echter geenszins uitsluit, dat in bijzondere gevallen, in verband met an
dere zakelijke gegevens, welke aan het gemeentebestuur bekend zijn, of bekend moeten
zijn, een verklaring voldoende bewijskracht kan hebben, ook indien zij geen namen
en adressen van aanstaande leerlingen vermeldt".