gemeente Breda
bij volgno. 59 der agenda
Ambtenarenreglement gymnasium. 1961
Artikel J_.
Het inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen zijn op de rector,
conrector en leraren van het gemeentelijk gymnasium zo veel mogelijk van over
eenkomstige toepassing het Ambtenarenreglement rijks-hogero-burgcrscholen en
rijks middelbare scholen voor meisjes (hierna te noemen: het rijksreglement),
alsmede de overige regelingen betreffende de rechtspositie van de in dat
reglement genoemde ambtenaren, zoals dat reglement en die regelingen luiden
of komen te luiden.
Artikel 2.
1Bij de overeenkomstige toepassing treden de gemeente, het bevoegd gemeentelijk
gezag en het gemeentelijk gymnasium in de plaats van het rijk, het rijksgezag
en de rijks-hogere-burgerschool en rijks middelbare school voor meisjes.
2. Met uitzondering van de vaststelling van de voor de ambtenaren algemeen ver
bindende voorschriften, oefent bij de overeenkomstige toepassing de raad de
taken uit, welke de kroon aan zich heeft voorbehouden en verrichten burge
meester en wethouders hetgeen is opgedragen aan een minister of aan de in
specteur, tenzij in de volgende artikelen anders is bepaald.
Artikel 5.
Aan burgemeester en wethouders is opgedragen:
a) de benoeming in tijdelijke dienst van leraren, in dienst genomen ter ver
vanging van afwezig personeel;
b) de herbenoemingen in tijdelijke dienst van leraren, die niet in vaste
dienst kunnen worden aangesteld wegens het gemis van de voor die aanstel
ling vereiste akte van bekwaamheid.
Artikel 4.
In afwijking van het bepaalde in de tweede volzin van artikel 32, derde lid,
van het rijksreglement is het daarbedoelde verbod niet toepasselijk ten aan
zien van het dragen van eretekenen tot het aannemen of dragen waarvan door
het wettig gezag verlof is verleend.
Artikel 5.
In het in artikel 33» vijfde lid, van het rijksreglement bedoelde verschil
beslissen de curatoren, behoudens beroep op burgemeester en wethouders.
Hangende dit beroep wordt gehandeld naar de beslissing van de curatoren.
artikel 6.
1Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening lijdt uitzonde
ring ten aanzien van de bevoegdheid van de minister, vooi'-zitter van de raad
van ministers, bedoeld in artikel 68 b, tweede lid, van het rijksreglement,
2. Een ontslag, als bedoeld in het eerste lid van artikel 68 b van het rijks
reglement wordt niet verleend dan in overeenstemming met het advies van de
rijkscommissie, bedoeld in het derde tot en met het zesde lid. van dat artikel.