gemeente Breda
bij volgno. 30 der agenda
Toelichting op het preadvies van burgemeester
en wethouders op een verzoek van de R.0.0.8.
om medewerking op grond van artikel 72 der
lager-onderwijswet 1920 voor de stichting
ener p.c. g.l.o.-school te Breda-IToord»
Op grond van artikel 73? lid 1, van de lager-onderwijswet 1920 moeten bij
de aanvragen voor beschikbaarstelling van gelden voor de stichting van
een nieuwe school de navolgende stukken worden overgelegd:
a. een verklaring, dat de school door tenminste 125 leerlingen zal worden
bezocht;
b. een verklaring, waarin het bestuur zich bindt om, voordat met de bouw
wordt aangevangen, een bedrag van 15/b van de stichtingslcosten in de ge
meentekas te storten;
c. 1een opgave van het aantal leerlingen, voor wie het gebouw ruimte
moet bieden;
2. het maximum aantal leerlingen, dat per lokaal zal worden toegelaten;
3. het aantal lokalen;
4. of de school bestemd is voor het geven van gewoon lager, voortgezet
gewoon lager of uitgebreid lager onderwijs;
d. een verklaring, waaruit blijkt, dat het schoolbestuur is aangesloten
bij een groep bijzondere scholen, welke een commissie van beroep hebben
ingesteld.
Ad a.
Het bestuur verklaart, dat de school door tenminste 125 leerlingen zal wor
den bezocht.
Hoewel de lager-onderwijswet 1920 niet als eis stelt, dat deze verklaring
een reeks van schriftelijke bevestigingen der ouders moet bevatten, dat
hun kinderen de nieuw te stichten school zullen bezoeken, is het wel ge
bruikelijk, omdat hierin over het algemeen de enige waarborg is gelegen, dat
ook inderdaad het vereiste aantal leerlingen de nieuwe school zal bezoeken.
Bij k.b. van 10 maart 1949, no. 7, oordeelde de Kroon, dat onder bepaalde
omstandigheden aangenomen moet worden, dat alleen door de verklaring van
het schoolbestuur inderdaad aan het in de wet gestelde vereiste is voldaan.
Uit dit k.b, wordt het volgende geciteerd:
"dat weliswaar een, van de handtekeningen van de ouders voorzien stuk niet
"alleen als de meest voor de hand liggende en meest gebruikelijke vorm voor
"bedoelde verklaring beschouwd moet worden, doch in de regel ook als de enig
"juiste moet worden aangemerkt, daar hierin veelal de voornaamste, zo niet
"de enige waarborg is gelegen voor de juistheid van de in de verklaring ver
batte mededeling;
"dat dit echter geenszins uitsluit, dat in bijzondere gevallen, in verband