-7-
steden aan het zwemonderricht omdat ook op andere wijze dan middels school
zwemmen aandacht aan de lichamelijke vorming dient te worden besteed. De
eerste van beide genoemde oplossingen zal daarom vooralsnog niet kunnen
worden gerealiseerd.
De andere mogelijkheid - andere klassen mede eenmaal per week laten school
zwemmen - behoeft daarom nadere aandacht. Gedacht zou kunnen worden aan het
eenmaal per week zwemmen van de 5e klassen en het eenmaal per week zwemmen
van de 6e klassen.Als bezwaar kunnen wij bij een dergelijke regeling aan
voeren dat de 6e klassen in verband met schoolexamens en toelatingsexamens
en de voorbereiding daartoe meestal een "gebroken" jaar hebben, waardoor
deze klassen na Pasen feitelijk niet regelmatig kunnen deelnemen aan het
schoolzwemmen. Daar het eerste deel van het leren zwemmen (de watergewenning,
het leren drijven, etc.) noch aan bevattingsvermogen noch aan uit
houdingsvermogen te hoge eisen stelt, zouden onze gedachten kunnen uitgaan
naar de volgende oplossing. De 4e klassen zwemmen na de Paasvakantie eenmaal
per week; de 5e klassen zwemmen het gehele schooljaar eenmaal per week; de
6e klassen zwemmen tot aan de Paasvakantie eenmaal per week. Iedere leerling
krijgt in dat geval 2 jaar zwemonderricht. Wij zijn van mening dat het op
deze wijze mogelijk moet zijn - mits goed en intensief les gegeven wordt en
er voldoende belangstelling van de zijde van de onderwijzers (-essen) bestaat
het aantal leerlingen, dat het diploma A behaalt, zeer sterk op te voeren.
Daar het zwemmen momenteel vrijwel uitsluitend regelmatig op de lagere scho
len wordt beoefend bestaat de mogelijkheid dat de mening ontstaat dat school
zwemmen alleen voor de lagere school nuttig en wenselijk is. Ons college
meent echter Uw aandacht tevens te moeten vragen voor de grote waarde van het
schoolzwemmen als vorm van lichamelijke vorming door andere scholen, zoals
v.h.m.o., u.l.o,, nijverheidsonderwijs, levensscholen, etc..
Door een momentele onvoldoende outillage aan overdekte zwemgelegenheid ko
men deze groepen nu niet aan bod.
2. Zwemmen door het -publiek
Landelijk gezien wordt als norm bij open zweminrichtingen gehanteerd 4 k
6 baden per jaar per hoofd der bevolking. Het heeft de schijn dat bij vol
doende zwemgelegenheid deze norm aanzienlijk verhoogd zal worden. Deze
norm gehanteerd voor Breda in 1980 betekent bij 150.000 inwoners 600,000
resp. 900.000 baden per jaar.
Bij het huidig inwonertal (gerekend 110.000) betekent dit momenteel voor
Breda een minimale behoefte voor 440.000 baden per jaar. Zelfs als wij het
gemiddeld jaarbezoek van het Sportfondsenbad ad 50.000 baden (voor "pu
bliek zwemmen"meetellen bij het jaarbezoek van Het Ei en De Prinsenpias
sen komen we maar op 190.000 baden per jaar, dat is minimaal 250.000 baden
per jaar minder dan wat volgens de norm mogelijk is.
3. De sport
Uitgaande van de veronderstelling dat Breda in de toekomst (bij voldoende
accommodaties) in totaal 2000 leden van zwemverenigingen kent - hetgeen in
vergelijking met andere gemeenten verwacht wordt - kan gesteld worden dat
bij een bezoek van 40 leden per uur (een "werkbaar" aantal als gemiddelde
voor training en sportbeoefening) 50 uren zwemaccornmodatie per week beschik
baar dient te zijn.
Buitendien zij nog gewezen op de taak, welke Breda heeft te vervullen voor
de omgeving. Als nu reeds zwemverenigingen uit Klundert en zelfs Bergen op
Zoom pogen in het Bredaas Sportfondsenbad onderdak te vinden dan kan ver
wacht worden dat meerdere verenigingen uit de onmiddellijke omgeving zullen