houden is een gevolg van het feit, dat met betrekking tot de kwestie-limiet
of garantie op dit moment nog geen zekerheid bestaat.
De berekening, zoals in de nota van aanbieding met de beschikbare gegevens
is verwerkt, die leidt tot een garantieuitkering van rond 800.000,- is
met hantering van de wetstekst als juist aan te merken. Bij de parlemen
taire behandeling van het wetsontwerp zijn echter bepaalde toezeggingen
gedaan door de minister van binnenlandse zaken, welke de strekking hebben
om de aanvankelijk berekende resultaten van de financiële verhoudingswet
1960, voorzover die tot uitdrukking komen in een bepaalde verhouding
tussen het aantal limiet- en garantiegemeenten,welke door de subjectieve
correcties 1960 ongunstig is beïnvloed, te herstellen. Deze ongunstige
beïnvloeding is ook het geval voor Breda. Volgens de aanvankelijke bere
keningen was Breda onder de nieuwe wet limietgemeente, doch door de aan
merkelijke subjectieve verhoging voor 1960 is het resultaat van de toe
passing van de wet voor 1960 dat Breda garantiegemeente zou worden tot een
bedrag van 800.000,-.
Of de toezeggingen van de minister van binnenlandse zaken door een verho
ging van de uitkeringsnormen zodanig zullen worden gehonoreerd dat de ga
rantieuitkering van Breda volledig zal komen te vervallen, is thans niet
bekend. Wij hebben echter de goede verwachting, dat het bedrag van de ga
rantieuitkering uiteindelijk tot een belangrijk lager bedrag zal worden
vastgesteld. Voor het resterende relatief geringe bedrag van de garantie
uitkering nemen wij aan, dat vóór het ingaan van de kortingsregeling via
de z.g. verfijningen van het schaalbedrag een oplossing zal worden ver
kregen (door de "verfijningen" wordt de garantieuitkering getransformeerd
in normale uitkering)
De opmerking in het centraal rapport, dat blijkens de nota van aanbieding
wordt gerekend op ƒ70.000.000,- dekking door de zogenaamde verfijningen,is
niet volledig juist aangehaald. In het kader van het investeringsplan op
lange termijn wordt gesproken over de verwachting die wij koesteren dat
voor enkele grote projecten bijd.ragen zullen worden verleend of bijzon
dere dekkingsmiddelen kunnen xrorden verkregen. Als voorbeelden zijn te
noemen rijksbijdragen, bijdragen van derden, opbrengst wegens grondverko-
pen en bijzondere regelingen voor de financiering van grcte projecten,
waarvoor eventueel een mogelijheid ligt in de z.g, verfijningen.
Voor het bedrag van 70 miljoen gulden is dus slechts voor een deel ge
dacht aan de z.g. verfijningen.
Met betrekking tot de mogelijkheden van de z.g. verfijningen is op dit
moment praktisch geen uitspraak te doen. Dit - overigens zeer belangrijk -
onderdeel van d.e nieuwe wet is ondanks herhaalde verzoeken om nadere
toelichting c.q. uitwerking ondermeer bij de parlementaire behandeling van
het wetsontwerp vaag gebleven. De nadere toelichting is beperkt geble
ven tot een bij wijze van voorbeeld gegeven opsomming van gevallen, waar
in aanleiding gevonden zou kunnen worden voor toepassing van de ver
fijningen. Deze opsomming is vermeld op pagina 17 van de nota van aan
bieding.
Uit informeel overleg en perspublikaties is ons gebleken, dat aan dit
punt bijzondere aandacht wordt geschonken. Als voorbeeld kunnen wij noemen
de door de minister van binnenlandse zaken uitgesproken rede bij de in
stallatie van de raad voor de gemeentefinanciën, waarbij als zeer voor
name werkzaamheid voor deze raad werd aangegeven het onderzoek en het doen
van de nodige voorstellen met betrekking tot de verfijningen van het