gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
V/3035
ff!f;
volgno. 47 der agenda
Bijlagen 1961
no. 113
15 februari 1961
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het beschikbaar stellen van een krediet voor
een ondersoek naar de nogelijlhieid tot ver
plaatsing van de /asserij De non.
In 1957 heeft Uw raad voor de inrkendaalseweg e.o. bebouwingsvoorschriften als
bedoeld in artikel 43 der woningwet en bijzondere voorgevelrooilijnen vastge
steld.
'legen de ontworpen voorgevelrooilijn aan de harkenöaalseweg - lir.Dr.Frederiks-
straat diende wijlen de heer .44.Vermeulen, eigenaar van het perceel Breda sectie
A, no. 7754 waarop de asserij De don wordt geëxploiteerd, een bezwaarschrift
in. Uw raad besloot dit bezwaarschrift voor kennisgeving aan te nemen, doch
zegde adressant toe, dat de gemeente pogingen zou aanwenden zijn eigendom aan te
kopen en zijn bedrijf naar een andere geschikte plaats over te brengen. Als deze
pogingen niet zouden slagen, was de raad bereid de thans op zijn perceel gepro
jecteerde rooilijn vijf meter zuid-westwaarts te verleggen, zodat van zijn grond
slechts een strook van 3 m en niet van 8 m diepte zou worden afgesneden.
Op 16 maart 1960 werd besloten tot wijziging van het wederopbouwplan ".Ruilver
kaveling i-ir.Dr.Frederiksstraat-ïïarkendaalseweg", waardoor - zoals mede uit de
opgestelde maquette bleek - de iirDr.V'rederiksstraat zich tot een aantrekkelijke
winkelstraat kon ontwikkelen. Om deze gedachte tot werkelijkheid te brengen zijn
besprekingen geveerd met de heer Th.J.C.U.Vermeulen die zich in principe bereid
heeft verklaard zijn bedrijf over te plaatsen naar het terrein, hetwelk
op de ter visie gelegde tekening is aangegeven.
Aan deze bereidheid is echter de voorwaarde verbonden, dat het technisch en
economisch verantwoord meet blijken de wasserij naa.r dit punt over te brengen,
kerst daarna kan over de overnemingsprijs en verdere voorwaaxden worden onder-
handeld
De heer Vermeulen geeft voor dit onderzoek de voorkeur aan de rijksnijverheids-
dienst, die in dergelijke zaken een grote ervaring hoeft.
Uit besprekingen dezerzijds met de dis trietsnijverheidsconsulent is komen vast
te staan, dat deze dienst dit onderzoek wil en kan verrichten,
Ae lieer Vermeulen heeft voorts gesteld, dat hij dit onderzoek niet wenst te
bekostigen, omdat hij, indien blijkt dat het nieuwe terrein onaanvaardbaar
is, voor niets zal hebben betaald, hij heeft daarom verzocht dat de gemeente
aan de rijksnijverheidsdienst de opdracht zal verstrekken en het onderzoek
zal betalen.