gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. volgno. 14b der agenda Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een subsidieregeling voor gesalarieerde jeugdleiding. Bij Uw besluit van 13 juli 1960 (bijlagen no. 333/ werd een nieuwe subsidie regeling ten behoeve van het plaatselijk jeugdwerk in het leven geroepen, In deze regeling werd het voor jeugdwerk beschikbaar bedrag onderverdeeld in een aantal bestemmingsposten. Een van deze bestemmingsposten is de post "leiding en vorming van leiders en leidsters". Deze post bedraagt momenteel 10,000,-. In de toelichting op deze post schreven wij destijds dat o,m. het probleem van de gesalarieerde leiding onze bijzondere aandacht had gehad. 'vVij zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het aanbeveling ver diende eerst het advies van de toen nog op te richten jeugdadviesraad te kennen, alvorens ons standpunt te bepalen. Ten aanzien van dit punt heeft de jeugdadviesraad thans zijn standpunt bepaald en advies uitgebracht, hetgeen wij hieronder te Uwer kennis brengen. De adviesraad stelt zich op het standpunt dat evenals in andere sectoren ook de activiteiten voor de jeugd geruggesteund dienen te worden door een overtuigd en deskundig kader, Zonder deze stuwing blijken vele activiteiten spoedig dood te lopen of af te dwalen en in duur en omvang beperkt te blijven. Van de problemen waarmede de jeugdvorming worstelt, is dat van de leiding misschien wel het grootst, zowel een voldoende aantal leiders en leidsters als de kwaliteit en mentaliteit zijn knelpunten. De onvoldoende leiding is een algemeen verschijnsel, dat zich ook in Breda voordoet. Vanzelfsprekend wordt hierdoor de ontwikkeling van het jeugdwerk belemmerd. De jeugdadviesraad betreurt deze gang van zaken omdat juist de jeugdvorming buiten schoolverband een steeds voornamer plaats inneemt. De jeugdbe weging is na de oorlog snel in aantal doch ook in omvang van activiteiten gegroeid» Naast de bestaande vormen van jeugdwerk vragen ook nieuwe vormen voel aandacht. Niet adequaat mot de ontwikkeling in en de omvang van liet jeugdwerk staat de leiding. Het blijkt onmogelijk voldoende bestuurders en leidinggevende personen aan te trekken, waarbij het gebrek aan tijd, de onvoldoende kennis, de niet-honororing en do steeds grotore vraag als oor zaken kunnen worden vermeld. Het gevolg is dat diverse vormen van jeugd werk en activiteiten niet of onvoldoende plaatsvindon. Om aan do bestaande moeilijkheden op dit terrein tegemoet tc komen, acht de jeugdadviesraad nodig op de eerste plaats aandacht te besteden aan de beroepskrachten. Een aantal beroepskrachten vindt men reeds in het bij zonder jeugdwerk, het jeugdwerk dat zich speciaal richt op do maatschappe lijk mindc-r aangepaste jeugd (hiervoor zijn aparte subsidieregelingen van rijk, provincie en gemeente in het leven geroepen). Voor hot overige jeugdwerk zijn, buiten de vrijgestelden voor do katholieke arbeidersjeugd, geen beroepskrachten werkzaam. In diocesaan en stedelijk Bijlagen 1961 no. 367 5 juli 1961 OS/9518

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 662