gemeente Breda bij volgno. 14b der agenda De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 juli 1961, bijl.no.367 besluit: 1Aan de diocesane K.A.J. te Breda, de Kerkeraad van de Hervormde ge meente te Breda en aan de Katholieke Jeugdraad te Breda een subsidie toe te kennen in de salariskosten van één jeugdleider. 2. Aan de berekening van het subsidie ligt ten grondslag het bedrag van het bruto-jaarsalaris van de jeugdleider, tot een maximum van f 7.500,- ver meerderd met: a. de vakantietoelage; b. de wettelijk verplichte sociale voorzieningen; c. de voor rekening der stichting blijvende kosten van een aanvaardbare pensioen-verzekering, hen pensioen-verzekering wordt aanvaardbaar ge acht, indien: - een redelijke verhouding bestaat tussen het werkgevers- en werknemers aandeel in de te betalen premie; - de premie niet aanmerkelijk hoger is dan voor een gelijksoortige ver zekering bij andere verzekeringsmaatschappijen moet worden betaald; - de rechten, die de werknemer aan de pensioenregeling kan ontlenen niet gunstiger zijn dan de rechten, die voortvloeien uit de pensioemret 1922, met inachtneming van de wet, houdende beperking' van de uitbe taling van een overheidspensioen bij gelijktijdige aanspraak »p een pensioen krachtens de algemene ouderdomswet, van 20 december 1956; d. een vast bedrag van 500,- voor apparaatskosten. Het subsidie bedraagt 70;- van het op bovenstaande wijze berekend totaal bedrag van salaris, sociale lasten en apparaatskosten, onder aftrek van de subsidies, die van rijk en provincie kunnen worden verkregen. 5. Het subsidie wordt overigens verleend onder de volgende voorwaarden: a. De jeugdleider dient geheel ten dienste te staan van het jeugdwerk in Breda en niet belast te worden met de leiding en administratie van aangesloten verenigingen en groepen; b. in de eerste maand van ieder kwartaal dient aan het college van burge meester en wethouders een verslag te worden gezonden betreffende de activiteiten van de jeugdleider; c. jaarlijks dient vóér 1 april een rekening en verantwoording van het afgelopen jaar te worden ingediend. 4. De op grond van de in artikel 2 vervatte regeling toe te kennen bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door burgemeester en wethouders. 5Bij besluit van burgemeester en wethouders kunnen voorschotten worden ver strekt tot een bedrag van 80>- van de laatst vastgestelde bijdrage. 6. Burgemeester en wethouders hebben het recht de boeken en bescheiden be treffende het salaris van genoemde jeugdleider te zien of te doen inzien. 7. De regeling treedt in working op 1 juni 1961. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van voorzitter. secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 665