gemeente Breda bij volgno. 42 der agenda Verantwoording van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 256 van de gemeentewet betreffende de gemeenterekening over het dienst jaar 1959. I. Controle De gemeente-rekening en de bedrijfsrekeningen zijn gecontroleerd door de gemeente accountant. De van deze controle uitgebrachte rapporten zijn voor U ter visie ge legd. De inhoud van deze rapporten geeft ons geen aanleiding tot opmerkingen. II. Resultaten van het dienstjaar De gewone dienst van de gemeenterekening 1959 sluit met een nadelig kassaldo van 2.590.216,01. Het saldo van de rekening wordt, rekening houdend mot de nog te doene betalingen en te verhalen posten, overgebracht naar de kapitaaldienst. Krachtens artikel 45a van de rekeningsvoorschriften 1931 wordt het naar de kapi taaldienst over te brengen saldo als volgt berekend. Nadelig kassaldo van de rekening over 1959 2.590.216,01 Te vermeerdoren met de nog als verschuldigd opgenomen bedra ge n 1 .528.814.01 4.119.030,02 Te verminderen met de nog als te verhalen opgenomen bedragen 2.832.061.52 Gezuiverd nadelig saldo ex artikel 43a van de rekenings voorschriften 1.286.968,50 Ter dekking van het berekende nadelig saldo ex artikel 43a van de rekeningsvoor- schriften ad. 1.286.968,50 wordt een bijdrage verleend van hoofdstuk I van de kapitaaldienst (dienstjaar 1960), welke bijdrage in mindering komt op de gekweek te saldi-reserve. De saldi-rcserve beloopt per 1 januari 1960 2.303.701,06 Te beschikken over belegde saldi-reserve in verband met ge corrigeerde vaststelling van do rekeningen 1957 en 1958 door gedeputeerde staten Als saldi—reserve te beschouwen do gereserveerde rente over niet uitgevoerde kapitaalswerken, welke per 1 januari 1960 bedroeg In totaal beschikbaar Nadelig saldo 1959 ex artikel 43& van de rekenings voorschriften Voor dekking van tekorten op volgende rekeningen blijft nog beschikbaar een bedrag van 2.059.691,78 1.917.272.28 3.976.964,06 1.286.968.50 2.689.995,56

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1961 | | pagina 991