4. De drie instellingen dienen jaarlijks voor 1 mei aan de subsidiënten de begroting voor het komende seizoen in te zenden. Zo spoedig mogelijk na afloop van het seizoen dient de rekening aan de subsidiënten te worden overgelegd. volgno. 24 der agenda -2- ciale griffie in samenwerking met de gemeente-secretarieën. Deze regeling is voorlopig bedoeld voor de seizoenen 1962/631963/64 en 1964/65. "Voor het goed functioneren van dit systeem worden de vertegenwoor digers van de subsidiënten uit de besturen van de betreffende instellingen teruggetrokken De gangbare vestigingssubsidies blijven naast dit stelsel onverkort gehand haafd (Tilburg 50.000,-, s-Hertogenbosch 30.000,- en Eindhoven 15.000,-). Bij de beoordeling van het uiteengezette systeem dient men zich te realise ren, dat dit het resultaat van een compromis is, dat bereikt is na vele maan den overleg tussen partijen die ieder voor zich wel een redelijke maar ook een zo voordelig mogelijke regeling nastreefden. Wij hebben hierbij altijd betoogd, dat de provinciale bijdrage verhoogd moest worden omdat de drie cul turele instellingen een primair gewestelijk belang hebben. De provincie heeft zich tenslotte bereid verklaard om 45?° van de te verdelen lasten voor haar rekening te nemen en dit is voorlopig het best haalbare resultaat. Op basis van de cijfers over 1961/62 zou deze herverdeling voor de provincie een be drag van 53.000,- extra betekenen. Volgens het thans voorgestelde systeem wordt de subsidiëring dus gebaseerd op de exploitatietekorten. Behalve dat hierdoor accumulatie van tekorten wordt vermeden, zouden wij met name in verband met dit punt er de nadruk op willen leggen, dat het in dit geval niet alleen gaat om de subsidiëring van stichtingen, waar de gemeente verder min of meer los van staat, maar om het instandhouden van instellingen die voor het culturele leven van het gewest van wezenlijk belang zijn. Behalve de aan dit stelsel verbonden voordelen, dat accumulatie van tekorten voortaan vermeden wordt en dat de provincie een beduidend groter deel dan voorheen voor haar rekening neemt, kan nog als zodanig worden aangemerkt, dat voor de drie instellingen een uniforme regeling geldt en dat de beoorde ling van de jaarstukken alsmede het adviseren omtrent de omvang van de sub sidiëring geschiedt door een gemeenschappelijk orgaan van de provincie en de vier gemeenten. Dit geeft het advies een grote waard.e en autoriteit, ter wijl het de behandeling in de verschillende bestuurcolleges aanzienlijk ver gemakkelijkt, zonder nochtans aan hun bevoegdheden te kort te doen: de raad. neemt jaarlijks zijn besluit op advies van burgemeester en wethouders. Wij mogen Uw raad dan voorstellen voor de drie genoemde seizoenen akkoord te gaan met subsidiëring van de drie culturele instellingen volgens het hier boven uiteengezeute stelsel, onder het voorbehoud, dat hot ovenals door pr0vin— cialcstaten ook door de andere drio gemeontoraden wordt aanvaard, en mits de ge meentelijke financiële middelen toereikend zijn, waarbij vrij voor 1963 de in de gemeentebegroting opgenomen ramingen als richtbedragen zouden willen zien. Burgemeester en wethouders van Breda, R.Geuljans burgemeester Van Woensel secretaris

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 1048