gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
volgno. 3 der agenda
Bijlagen 1962
no. 84
7 februari 1962
AZ/1048
Voorstel van burgemeester en wethouders tot wij
ziging en aanvulling van de algemene politie
verordening.
Ingevolge het bepaalde in artikel 19, 1e lid, van de algemene politieveror
dening is het de eigenaar of gebruiker van een woonwagen of woonschip, als
bedoeld in artikel 1 van de wet op woonwagens en woonschepen, verboden daar
mede standplaats of ligplaats in te nemen op een andere plaats dan door de
gemeenteraad daartoe is aangewezen. Bij besluit van 15 juli 1959 heeft Uw
raad als standplaats voor woonwagens aangewezen het op een perceel langs de
Oude baan nabij de Terheijdenseweg gelegen woonwagenkamp.
Uw raad heeft echter op 2 augustus 1959 besloten met een aantal omliggende
gemeenten een gemeenschappelijke regeling tot stichting en exploitatie van
een regionaal woonwagenkamp aan te gaan op grond van het bepaalde in artikel
313e lid, van de wet op woonwagens en woonschepen. Bij deze gemeenschap
pelijke regeling, die op 1 augustus 1960 in werking is getreden, is als
regionale standplaats voor woonwagens aangewezen het hiervoor bedoelde woon
wagenkamp,
In verband hiermede dient in artikel 19 van de algemene politieverordening
tot uitdrukking te worden gebracht, dat de plaats, die door woonwagens binnen
de gemeente moet worden ingenomen, bij de in de staatscourant van 29 juli 1960,
nr. 145, gepubliceerde gemeenschappelijke regeling,als bedoeld in artikel 31,
3e lid, van de wet op woonwagens en woonschepen, is aangewezen,
In verband met deze wijziging verdient het aanbeveling het in artikel 19 van
de algemene politieverordening ten aanzien van woonschepen bepaalde in een
nieuw artikel 19a vast te leggen.
Krachtens het bepaalde in artikel 99 van de algemene politieverordening is
de gebruiker van een terrein, of bij gebreke van de gebruiker, de rechtheb
bende op dat terrein, indien het terrein, voor zover zichtbaar vanaf de weg,
het openbare water of de spoorweg, door aanwezigheid van puin, afval, vuil
nis of onkruid of om andere redenen de omgeving ontsiert, verplicht, ingeval
hij daartoe door burgemeester en wethouders wordt aangeschreven, op de door
hen aangegeven wijze en binnen de in de aanschrijving genoemde termijn ver
betering te brengen en maatregelen te treffen om verdere ontsiering te voor
komen.
In ons destijds aan Uw raad gedane voorstel tot vaststelling van de algemene
politieverordening is het tweede lid van dit artikel weggevallen.
De hiervoor vermelde bepaling heeft nl, alleen betrekking op binnen de bebouwde