gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda
volgno. 15 der agenda
Bijlagen 1962
no. 97
7 februari 1962
OS/17086
Preadvies van burgemeester en wethouders betref
fende de subsidiëring over 1960 van de stichting
katholiek sociaal centrum.
De jaarrekening van de stichting katholiek sociaal centrum over 1960 geeft
weinig aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wel blijkt daaruit dat
het verwerven van voldoende eigen inkomsten voor de stichting een zware op
gave is.
De 5 parochiële contra hebben weliswaar gemiddeld 33^> aan eigen inkomsten
ingebracht, hetgeen een bijzonder goed resultaat genoemd mag worden, maar
over de gehele stichting gerekend bedraagt dit percentage slechts 21,7 omdat
het stedelijk apparaat praktisch geen inkomsten verwerft en de parochiële
centra in deze apparaatskosten moeten bijdragen.
Omdat nu het op de salaris- en apparaatskosten gebaseerde overheidssubsidie
lüfo van de uitgaven bedraagt is het verklaarbaar dat het boekjaar 1960 met
een nadelig saldo, welk saldo echter grotendeels met het vermogen is gefinan
cierd kunnen worden, sluit.
Wij tekenen hierbij aan dat het. overheidssubsidie in 1962 waarschijnlijk zal
worden opgetrokken tot QCJó der uitgaven. Daarnaast schijnt het centrum met
enige kans op succes nieuwe inkomstenbronnen te hebben aangeboord. Het is dan
ook te verwachten dat de financiële positie van het centrum zich de komende
jaren in gunstige zin kan ontwikkelen.
Aan de hand van de uitbetaalde salarissen is het subsidie over 1960 voor het
centrum door ons vastgesteld op 22.031,-. Aan voorschotten is 20,000,-
verleend terwijl daarnaast nog 2.000,- extra aan voorschot is verstrekt
omdat er liquiditeits-moeilijkneden waren ontstaan ten aanzien van het katho
liek bureau voor huwelijksaangelegenheden.
Dit huwelijksbureau is weliswaar een zelfstandige instelling maar werkt in de
praktijk geheel onder verantwoordelijkheid van het centrum. Zo is dc maatschap
pelijk werkster opgevoerd op de salarisstaat van het centrum en wordt het sub
sidie in haar salaris, ook door het rijk, aan het centrum uitgekeerd.
De bedoeling was, dat dc niet door stbsidie gedekte kosten van het huwelijks
bureau door dit bureau zelf zouden woeden gedragen, In de praktijk heeft het
centrum deze kosten echter bij voorsctot betaald, maar van terugvordering af
gezien omdat het huwelijksbureau financieel niet tot terugbetaling in staat was.
Toen het huwelijksbureau eind 1959 feitelijk is gaan werken heeft het centrum ook