volgno. 34 der agenda -6- den betaald,alsmede de als gevolg van de stijging van het algemene prijs peil onvermijdelijke verhoging van de kosten van bouwrijpmaken kunnen - indien zij niet door andere factoren worden gecompenseerd - nog een verdere opvoe ring der uitgifteprijzen tot gevolg hebben. Deze stijging zal dan echter naar thans is te voorzien meer geleidelijk gaan en waarschijnlijk meer gelijke tred houden met de stijging van het algemene prijs- en inkomenspeil. Wij willen er hier nog op wijzen dat de prijsstijging der bouwpercelen voor de goedkoopste woningbouw (eengezinswoningen met een inhoud minder dan 300 m3 en etage-woningen) neerkomt op bedragen die liggen tussen minimaal 390,- en maximaal 490,- per woning. De grondprijsstijgingen voor deze categorieën woningen kunnen met een huurverhoging van 0,35 - 0,45 per week worden opgevangen. Ter verdere informatie delen wij nog mede,dat in de grondpool sedert vorig jaar een nieuw complex n.l. Hoge Vucht II, is opgenomen en dat dit complex naar de ligging is ingedeeld in groep C., zijnde de groep waarvoor de laagste uitgifteprijzen gelden. De industrie-grond-complexen evenals de saneringscomplexen zijn gelijk het vorig jaar buiten de pool gehouden; voor deze complexen zullen U te gelegener tijd en voor zover dit nog niet eerder is geschied afzonderlijke exploitatie- opzetten ter vaststelling worden aangeboden. Er dient verder op gewezen te worden, dat door de aanpassing van de exploita tie-opzetten aan het investeringsplan de uitkomsten van alle complexen naar eindwaarde 1976 moesten worden berekend, zijnde het jaar van uitgifte der laatste gronden, hoewel de meeste complexen uiteraard veel eerder aflopen moet zowel van de kosten als van de opbrengsten tot vermeld jaar rente bijbe- rekend worden om de uitkomsten van alle complexen met elkaar vergelijkbaar te maken. Cp de uitgifteprijzen heeft dit geen invloed daar de inkomsten en uitgaven - behoudens een klein batig verschil - met elkaar in evenwicht zijn. Voor de rente-berekening is 4aangehouden. Zoals uit bijlage II blijkt hebben de vast te stellen exploitatie-opzetten betrekking op een totaal-oppervlakte van 605 ha, waarvan kan worden uitge geven 383 ha of 63/c, terwijl 222 ha of 377° voor ondergrond van straten, groenstroken en andere openbare voorzieningen zal zijn bestemd. De totaal ontvangsten en uiegaven naar eindwaarde berekend belopen 125.753.000,-; de gezamenlijke opzetten geven een voordelig saldo van 408.000,- over eenkomend met l/3/'° Tan de inkomsten. Uit dit verhoudingsgewijs gering batig saldo blijkt, dat de uitgifteprijzen nagenoeg juist kostendekkend zijn. Tenslotte nog enkele opmerkingen over de prijsreductie-regelingen. De uitgifteprijzen die als bovenvermeld zijn gecalculeerd zijn gedacht voor gronden die op straatpeil kunnen worden geleverd en een normale structuur hebben. In de praktijk kent het echter wel voor, dat terreinen door kopers worden opgehoogd of afgegraven, of dat de grond van zodanige structuur is, dat er dieper dan normaal uoet worden gefundeerd. Doen deze gevallen zich voor, dan is het redelijk ep billijk, dat er een prijsreductie wordt gegeven. Daartoe is er het vorig jaar door Uw college een reductie-regeling voor niet op straatpeil te loverer. terrein en een reductie-regeling voor hoge funderingskosten vastgestelc. Deze regelingen kunnen ook voor 1962 ongewij zigd gelden en behoeven naar or.s voorkomt niet opnieuw vastgesteld te wor den.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 177