-2-
2. Van het tarief dient een stimulerende invloed op het verbruik uit te gaan,
met dien verstande, dat het tarief geen stimulans mag geven tot vergroting
van de ongelijkmatigheid in het verbruik;
3. het tarief dient voor de verbruiker begrijpelijk te zijn;
4. het tarief dient door het bedrijf op eenvoudige wijze te kunnen worden toe
gepast.
Sr zijn, deze punten volgende, allereerst uitvoerige onderzoekingen door het
bedrijf gedaan naar de structuur van de kostprijs en de wijze, waarop typische
elementen van deze kostprijs aan de diverse verbruikersgroepen behoren te
worden toegerekend. Het zou aan de leesbaarheid van deze nota afbreuk doen
de uitvoerige cijferreeksen die werden geproduceerd hier in het geding te
brengen. In het algemeen komt het hier op neer, dat een verdeelsleutel is
gevonden voor de toerekening van de vaste lasten naar drie hoofdgroepen van
verbruikers, waarbij de metercapaciteit als maatstaf is genomen. Aldus komt
men tot drie groepen vastrechtbedragen, welke zich verhouden als 1 2 4,
respectievelijk voor gasmeters van 2 - 8 m3, 8-21 m3 en 21 - 250 m3. Deze
vastrechtbedragen zijn respectievelijk 44,-, 88,- en 176,- per jaar.
De verdeling van de variabele kosten is voor een deel gelijkmatig, voor een
ander deel gebaseerd op de mate, waarin de diverse verbruikersgroepen (deel
markten) invloed uitoefenen op de capaciteitskosten en op de zogenaamde
piekbelasting (gemiddeldeder vier hoogste dagafnamen). Deze laatste twee
elementen staan in nauwe relatie tot de structuur van het inkoopcontract
van de Staatsmijnen. In de toelichting op de begrotingen van het gas-, het
water- en het elektriciteitsbedrijf is steeds een gespecificeerde berekening
van de inkoop opgenomen. Wij mogen U daar zo nodig naar verwijzen.
Op deze wijze is een zeer gedetailleerd overzicht ontstaan, hetwelk wij even
eens ter visie hebben gelegd (bijlage B). Wij mogen IJ verzoeken van alle in
de bijlagen geproduceerde cijfers een vertrouwelijk gebruik te maken. Uit dit
overzicht blijkt tevens, dat aan iedere verbruikersgroep integraal aen winstop
slag van 0,008 per m3 wordt toegerekend. Bij een omzet van 25.000.000 m3
leidt dit tot een winst van 200.000,-.
Dat de in de begroting 1962 voor het gasbedrijf geraamde winst uitkomt op
237.488,- doet weinig terzake, omdat bij de grote getallen, waarmede wordt
gewerkt, steeds toleranties optreden. In verband met een bij de begrotings
behandeling 1962 in deze richting gemaakte opmerking vragen wij er dus aan
dacht voor, dat bij de grondslag voor de berekening van het nieuwe tarief
uitgegaan is van een gelijke winstopslag per m3 voor iedere verbruikersgroep.
Wanneer naast de op laatstgenoemde bijlage geconstrueerde m3 prijzen de vaste
kosten, berekend naar de hiervoor genoemde verdeelsleutel, worden gesteld,
ontstaat een uitgangspunt om te komen tot een tarief dat voldoet aan de eisen
1 tot en met 4, eveneens hiervoor genoemd. Aan eis no. 1dat de structuur van
de kostprijs in aanmerking wordt genomen, is voldaan. Eis no. 2 spreekt over
stimulerende invloed op het verbruik met vermijding van ongelijkmatigheid. In
dit opzicht wordt in het rapport van meergenoemde commissie aanbevolen ener
zijds een vastrecht te heffen en anderzijds een zo laag mogelijk tarief met
een winter- en zomerprijs. De eisen no. 3 en 4 wijzen op vereenvoudiging. Deze
is te bereiken door afrondingen door het samenvoegen van verwante, verbruikers
groepen, het vereenvoudigen van het vastrechttarief als nu is geschied door de
toepassing van een eenvoudige verdeelsleutel, en tenslotte door het doen ver
vallen van de meterhuren. Dit laatste op grond van de overweging dat de kosten
van de meters evengoed als andere vaste kosten in het vastrechttarief kunnen
worden begrepen.