volgno. 8a der agenda
-2-
van het jongenswerk te betalen.
Hoewel wij van mening zijn, dat het verlenen van extra subsidies tot de uit
zonderingen dient te behoren, komt het ons toch voor, dat de navolgende re
denen er voor pleiten dat aan het gedane verzoek gevolg wordt gegeven:
a. Hen zal moeten toegeven, dat de stichting het heeft aangedurfd een poging
te doen het vormingswerk voor jongens in deze gemeente op gang te brengen.
b. Er zijn ons geen redenen bekend op grond waarvan er aan zou moeten worden
getwijfeld, dat het jongenswerk niet goed verzorgd zou zijn.
c. Mede door de restitutie-plicht aan de gemeente Breda en door het nadelig
saldo van het jongenswerk gaf de balans van de stichting per 31 augustus
1961 een negatief-vermogen van 4917,92 aan.
Indien de stichting geen tegemoetkoming in de kosten van het jongenswerk
zou ontvangen en de gemeente Breda genoemd bedrag ad 5650,73 zou opeisen
zou onzes inziens het gevaar niet denkbeeldig zijn, dat de terugbetaling
van genoemd bedrag zal gaan ten koste van het meisjeswerk.
d. Het is uitgesloten, dat de stichting voor haar jongenswerk een beroep op
het rijk kan doen, terwijl voorts door de werkgevers reeds een bijdrage
in de kosten van het jongenswerk is gegeven.
Op grond van vorenstaande menen wij U te mogen voorstellen genoemde stichting
een subsidie ad 5650,73 te verlenen in de kosten van het jongenswerk door
haar te ontslaan van de verplichting het teveel genoten subsidie over de jaren
1955 tot en met 1959/1960 in de gemeentekas terug te storten.
Een concept-besluit tot wijziging van de gemeente-begroting gaat ter vaststel
ling hierbij.
Een eventueel afwijkend advies van de afdeling voor hot onderwijs zal U nog
nader worden medegedeeld.
Burgemeester en wethouders van Breda,
R.Geuljans burgemeester.
Walenkamp loco-secretaris.
Ligt ter visie in de raadzaal.