bij volgno. 15 der agenda
-3-
Er zijn echter een aantal motieven bekend op grond waarvan kan worden aangeno
men, dat de onderhavige school bij de opening inderdaad door tenminste 24 leer
lingen zal worden bezocht en wel:
a. een door het stichtingsbestuur overgelegde verklaring van de geneesheer-direc
teur van het revalidatie-centrum "Brabantpark", alhier, waaruit blijkt, dat
deze de stellige verwachting heeft, dat het vereiste minimum van 24 leerlin
gen voor de onderhavige school zal worden bereikt;
b. het feit, dat door de staatssecretaris van onderwijs, kunsten en wetenschap
pen bij beschikking van 27 september 1961 een rijksbijdrage als bedoeld in
artikel 3 van het"besluit buitengewoon lager onderwijs 1949" voor de onder
havige school is toegezegd;
c. uit resultaten van wetenschappelijk ingestelde onderzoeken is gebleken, dat
kan worden aangenomen, dat 1/8 O/OO van de bevolking kan worden beschouwd
als in aanmerking te komen voor plaatsing op een school voor lichamelijk ge
brekkige kinderen. Bij een inwonertal van Breda met omliggende gemeenten van
225.000 kan hieruit worden berekend, dat l/8 O/OO van 225.000 is 28 leer
lingen minimaal mogen worden verwacht.
Uit het gestelde sub a, b en c blijkt onzes inziens wel, dat verwacht mag worden,
dat een school voor lichamelijk gebrekkige kinderen in Breda voldoende levensvat
baarheid zal bezitten.
Ad 3.
Zolang de school nog niet over een eigen gebouw beschikt, zal voor de leerlingen
een tijdelijke huisvesting in de omgeving van het revalidatie-centrum gevonden
moeten worden.
Het stichtingsbestuur is voornemens zo mogelijk per 1 september a.s. met de
school te beginnen.
Ad 2. 4 en 5.
Deze verklaringen voldoen aan de daaraan te stellen eisen en behoeven ons inziens
geen nadere toelichting.