gemeente Breda No. 303
aan de raad der gemeente Breda.
Volgno. 4 der agenda
Bijlagen 1962
4 juli 1962
V/10387
Pre-advies van burgemeester en wethouders op het
verzoek van Chr.v.d.Genugten om schadevergoeding
op grond van de schadevergoedingsverordening.
In de raadzaal ligt voor U ter visie een aan Uw raad gericht schrijven dd. 9
april 1962 van Chr.v.d.Genugten, van beroep grossier en handelaar in aardap
pelen, groenten en fluit, wonende te Breda aan de Mr.Dr.Frederiksstraat 12-
12a. Hierin deelt hij mede dat hij tengevolge van het op 16 maart 1960 door
Uw raad vastgestelde en op 12 juli 1961 door de minister van volkshuisvesting
en bouwnijverheid goedgekeurde wederopbouwplan Kr.Dr.Frederiksstraat oneven
redig zware daadwerkelijk voelbare schade lijdt en heeft geleden. Hij meent
in aanmerking te kunnen komen voor een schadeloosstelling c.q. billijke te
gemoetkoming als hieronder nader omschreven, zulks op grond van de op dit
wederopbouwplan van toepaèsing verklaarde schadevergoedingsverordening, welke
eveneens voor U ter visie is gelegd* Op 16 mei jl. heeft Uw raad besloten het
schrijven om pre-advies in handen te stellen van ons college, terwijl in de
daaropvolgende vergadering van Uw raad de termijn van onderzoek van het ver
zoek met 3 maanden is verlengd*
Kort samengevat wordt door verzoeker het volgende gesteld:
a. het pand is ernstig in waarde gedaald omdat het ongunstiger is komen te
liggen. De rooilijn is ter plaatse immers 8 m. naar voren gelegd, de breed
te van de rijbaan is niet onaanzienlijk (nl. tot 6 1.) beperkt en in de
betreffende straat is slechts éénrichtingsverkeer toegestaan. Verzoeker
begroot aan de hand van oen in zijn opdracht uitgevoerd deskundigen-onder
zoek de waardedaling welke zijn pand tengevolge van bovengenoemde maatre
gelen heeft ondergaan op 15*000,-j
b. door de bouw van een transformatorhuisje op het naastgelegen perceel is
zijn pand in een dode hoek komen te liggen. Na de oprichting van dit ge
bouwtje is de klantentoeloop in de Mr.Dr.Frederiksstraat zo aanzienlijk
verminderd en zijn de omzetten van de eveneens in zijn pand sedert 1955
gevestigde detailhandel in groenten en fruit dermate gedaald., dat hij
zich in 1961 genoodzaakt heeft gezien zijn detailhandel te sluiten.
De verminderde opbrengst in zijn zaak door het derven van inkomsten uit
de detailhandel schat hij op een bedrag van 30,- per week of
1.500,- per jaar.
De hierbedoelde schade is voor verzoeker blijvend. Hij wil deze schade
echter beperken tot 20 jaren, gedurende well: tijdvak hij derhalve
30.000,- moet derven.
In totaal vraagt de heer v.d.Genugten dus 45iOOO,- schadeloosstelling,
hem toe te kennen krachtens de schadevergoedingsverordening. Zo nodig wil
hij de door hem genoemde cijfers en de door hem aangevoerde schade aanto
nen.