gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. volgno. 7 der agenda Bijlagen 1962 no. 437 11 oktober 1 V/15784 Voorstel van burgemeester en wethouders tot het maken van bezwaren tegen het ontwerp- streekplan voor de natuurschoon-en recreatie gebieden. Van 27 juli 1962 tot en met 27 september jl. heeft ter provinciale griffie, alsmede ter secretarie van alle gemeenten in deze provincie ter inzage ge- ge legen het ontwerp van een streekplan voor de natuurschoon- en recreatie gebieden in deze provincie. Met waardering hebben wij kennis genomen van dit plan dat veel voorberei dende arbeid heeft gevorderd. De kaart van het ontwerp-streekplan, alsmede de daarbijbehorende voorschrif ten en toelichting liggen voor U in de raadzaal ter visie. Tot 28 oktober 1962 kunnen belanghebbenden, waartoe ook de raden van de bij het streekplan betrokken gemeenten behoren, bij gedeputeerde staten bezwaren indienen. Hoewel wij - zoals hierna zal blijken - t.a.v. enkele onderdelen van dit plan een voorbehoud menen te moeten maken, dat echter niet de algemene grondslagen of de strekking aantast achten wij vaststelling van een derge lijk facetplan een belangrijke stap in het belang van een verdere bescher ming van gebieden die op enigerlei wijze van bijzondere waarde zijn voor het natuurschoon of de recreatie. In het streekplan zijn naast de tot natuurschoon- en recreatiegebieden I, II en III bestemde gronden ook gebieden aangegeven die de aanduiding "gebied met landschappelijke betekenis" hebben gekregen. De gebieden waarop een bestemming is gelegd, omvatten in hoofdzaak de bos gebieden, heide en woeste gronden, die in beginsel ongeschonden moeten blijven. Anderzijds kan aan de behoeften aan gebouwen voor de recreatie niet geheel worden voorbijgegaan. In verband hiermede zijn naast de natuurschoonge'bieden, die zo sterk mogelijk be- /besohermd stem^/moeten worden (natuurschoon- en recreatiegebied i) en waarin slechts gebouwen van ondergeschikte betekenis ten dienste van de recreatie mogen worden opgericht, gebieden bestemd tot natuurschoon- en recreatiegebied II en III, waarin voorzieningen ten dienste van de dagrecreatie denkbaar zijn. In de natuurschoon- en recreatiegebieden III zijn, behalve gebouwen voor de dagrecreatie, bovendien logiesverstrekkende inrichtingen toelaatbaar, zoals kampeercentra, hotels en pensions. In de natuurschoon- en recreatie gebieden II zijn logiesverstrekkende inrichtingen alleen bij uitzondering toelaatbaar De gronden, die onder de aanduiding "gebied met landschappelijke betekenis" vallen betreffen voor een groot deel agrarische gronden, welke op zich genomen of omdat zij tot het randgebied behoren van de gebieden, welke in dit plan een bestemming hebben gekregen, landschappelijk aantrekkelijk worden geacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 729