volgno. 7 der agenda
-2-
De aanduiding stelt slechts vast dat de aangeduide gebieden landschappelijke
betekenis hebben, maar regelt geen bebouwing, zoals de besproken bestemmin
gen dat willen doen.
Uit artikel 18 van de wet Nationale Plan en streekplannen vloeit voor de
gemeenteraden de plicht voort om de gemeentelijke planologische maatrege
len die met het streekplan in strijd zijn en uit dien hoofde van rechtswege
vervallen met ingang van de dag waarop het streekplan van kracht wordt,
daarmede in overeenstemming te brengen.
Indien de raad aan deze verplichting niet vold„oet stellen gedeputeerde
staten onder goedkeuring van de Kroon de nodige herzieningen vast. Een
andere consequentie van het streekplan is, dat ingevolge artikel 29 van
dezelfde wet de minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid bezwaar kan
maken tegen voorgenomen grondaankopen en tegen het uitvoeren van werken,
zoals grondwerken en aanleg van een baan, indien de grondaankoop of het
werk met het streekplan in strijd zou zijn.
Met de op het grondgebied van de gemeente Breda gelegde bestemmingen kan
akkoord worden gegaan, aangezien de betrokken gronden in het uitbreidings
plan in hoofdzaak reeds een corresponderende bestemming hebben. Aanpassing
van het plan in hoofdzaak aan het streekplan is dan ook niet nodig. Het
zelfde geldt voor de op diverse gedeelten van het gemeentelijk territoir
gelegde aanduiding "gebied met landschappelijke betekenis", met uitzonde
ring evenwel van drie gebieden, welke in de betreffende uitbreidingsplannen
in onderdelen bestemmingen hebben, waarvan een deel in strijd is met meer
genoemde aanduiding en deze mitsdien doorkruist en welke voor het overige
o.i. daarmede strijdig kunnen worden geacht.
Zoals boven reeds uiteengezet heeft dit tot gevolg respectievelijk moet
daarmede ernstig rekening worden gehouden, dat de gemeente deze bestem
mingen moet herzien en in overeenstemming brengen met het streekplan, in
dien dit ongewijzigd door de provinciale staten wordt vastgesteld en door
de Kroon goedgekeurd, en dat de minister door het maken van beswaar de
realisering van deze bestemmingen kan verhinderen,
Het betreft de volgende gebieden:
a. het gedeelte van het vigerende uitbreidingsplan in onderdelen "Effen-
seweg" bestemd voor woonbebouwing en bijzondere gebouwen;
b. de terreinen met bestemming "bijzondere doeleinden" (draf- en renbaan,
concours-liippiqueentrainementen) in het geldende uitbreidingsplan
in onderdelen "Ruitersbos
c. de bestemming "recreatiedoeleinden" (met de mogelijkheid gebouwen op
te richten) in het op 17 januari 1962 vastgestelde en thans bij gede
puteerde staten ter goedkeuring liggende uitbreidingsplan in onderdelen
"Wolfslagtiend"
De mogelijkheid is uiteraard niet uitgesloten, dat gedeputeerde staten
en de minister - de laatste voorzover de toepassing van genoemd artikel
29 van de wet Nationale Plan en streekplannen betreft - zich op het stand
punt stellen, dat met name de zo juist onder b en c vermelde bestemmingen
wèl in overeenstemming zijn met de aanduiding in het streekplan, waaromtrent
echter geen zekerheid bestaat.
Wij stellen IJ daarom voor om op grond van vorenstaande overwegingen te be
sluiten bezwaar te maken tegen de in ontwerp-streekplan voor de natuur
schoon- en recreatiegebieden voorkomende aanduiding "gebied met landschap
pelijke betekenis"voorzover deze is gelegd op de hierboven sub a tot en