Breda
De raden der gemeente Breda, hieuw Ginneken, Prinsenbeek, Zevenborgen,
Terheijden en feteringen;
gezien het voorstel hunner colleges van burgemeester en wethouders;
overwegende
dat door lozing van ongezuiverd afvalwater in binnen het grondgebied van
een of meer der bovengenoemde gemeentel gelegen oppervlakte-water, dit water
een zo ontoelaatbare graad van vervuiling heeft bereikt, dat er rekening mee
moet worden gehouden, dat de dit oppervlakte-water behorende waterschappen
in de nabije toekomst niet langer bereid zullen zijn - zoals t.a.v. de lo
zing van rioolwater van Breda in de Mark reeds is geschied - lozing van af
valwater te tolereren;
dat het treffen van voorzieningen teneinde de ongestoorde afvoer van afval
water te verzekeren voor de betrokken gemeentel geboden is;
dat het noch doelmatig noch economisch verantwoord is, dat elk der betrokken
gemeenten afzonderlijk de zuivering van haar afvalwater ter hand neemt;
dat door de gemeente Breda momenteel een rioolwaterafvoerleiding gelegd
wordt van Breda naar hot Hollandsch Diep,welke leiding tot een definitieve
oplossing van het vuilwater-vraagstuk in het onderhavige gebied zal kunnen
leiden;
dat de gemeente Breda de overige bovenvermelde gemeenten aangeboden heeft
contractueel in de afvoerleiding te participeren welk aanbod door meerdere
gemeenten reeds is aanvaard;
dat gebleken is dat aanleg en exploitatie van de voornoemde afvoerleiding een
ondraaglijk zware belasting van het budget der daarbij betrokken gemeenten
gaat vormen;
dat verbreding van het financiële draagvlak van de afvoerleiding een onont
koombare eis is;
dat verbreding van het draagvlak kan worden bereikt door opdracht van dc
zuiveringstaak aan een waterschap;welke beheersvorm naar de geldende opvat
tingen hot meest geëigend is tot uitvoering van de zuiveringsfunctie van
oppervlaktewater
gelet op artikel 167 der gemeentewet
hebben besloten;
provinciale staten van Noord-Brabant te verzoeken;