1C% 5%
volgno, 34 der agenda
-3-
woongedeelte en 15% voor de bed_rijfsruimte. De regeling per 1 september
1962 kent geen afzonderlijke percentages voor woon- en bedrijfsruimte, zo
dat wij hebben besloten de totaal geldende huurprijs- op 31 augustus 1962
met 11 te verhogen.
Ben overzicht van de huurprijzen der woningen van het woningbedrijf A,
vóór en na de verhoging per 1 september 1962, alsmede een exemplaar van de
circulaire aan de bewoners gaan hierbij
WONINGBEDRIJF B
Bij deze aangekochte panden geldt, voor zover het woningen betreft in het
algemeen ook, dat de huren met 11% kunnen worden verhoogd. Bij gebouwd on
roerend goed, geen woning zijnde moeten partijen een nieuwe huurprijs over
eenkomen, welke niet meer dan 11% boven die per 31 augustus 1962 mag liggen.
Per 1 april 1960 zijn alleen de in goede staat verkerende woningen met het
volle percentage, t.w. 2C% in huur verhoogd. De percentages voor de overige
panden zijn toen naar gelang hun onderhoudstoestand bepaald op respectieve
lijk 15, 10 en 5, terwijl de huren van woningen enz. die niet voor verhoging
in aanmerking kwamen, waaronder uiteraard alle krotwoningen, ongewijzigd
werden gehandhaafd.
Thans is ongeveer analoog aan de toen gevolgde gedragslijn tewerk gegaan en
zijn de navolgende percentages toegepast:
per 1 april 1960 per 1 september 1962
20 en 15% 11%
5% nihil
Door de verdere veroudering en slijtage van de woningen, waardoor de toe
stand van bewoonbaarheid en onderhoud geleidelijk minder wordt, zijn de
thans gekozen gereduceerde percentages naar onze men.ing wel gerechtvaardigd.
In enkele gevallen is zelfs de staat van de woning aanleiding geweest om de
in 1960 toegepaste 20% of 15% nu terug te brengen tot 5%.
Voorts is in alle gevallen, waarin de w.c. buiten de woning of bijvoorbeeld
in. de keuken is gelegen, de huurverhoging achterwege gebleven, omdat vast
staat dat alsdan door de huuradviescommissie geen huurverhoging toelaatbaar
wordt geacht.
Een overzicht van de aangekochte woningen enzmet vermelding van de huur
prijzen vóór en na 1 september 1962, alsmede van bijzonderheden welke het
gehanteerde percentage hebben beïnvloed, gaat mede hierbij
Tevens is hierin aangegeven of de woning vóór of na de huurverhoging per
1 april 1960 is aangekocht. Dit is namelijk van belang, omdat bij de na 1
april 1960 aangekochte panden veelal de onderhoudstoestand van het pand nog
niet voldoende bekend was en bovendien ten aanzien van deze woningen nog
geen besluit van de huuradviescommissie voorhanden is. Zodoende kon niet
direct worden beoordeeld of huurverhoging mogelijk en/of toelaatbaar zou
zijn.
De huurverhoging is in deze gevallen wel opgelegd, doch uit het verder verloop
van zaken zal nog moeten blijken of deze gehandhaafd kan worden.
Wij vertrouwen gaarne Uw raad hiermede zo volledig mogelijk te hebben in
gelicht aangaande de concrete toepassing van de recente huurverhoging, ter
wijl wij uiteraard gaarne bereid zijn tot nadere toelichting op eventueel
nog naar voren komende vragen.