gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
volgno. 26 der agenda
Bijlagen 1962
no. 502
8 november 1962
OSS/18619
Preadvies van burgemeester en wethouders
inzake de uitkoopverenigingen en het
schouwburgbeleid
Bij raadsbesluit van 13 oktober 1954 (bijlage 517) werd op de begroting
een post voor bijzondere culturele doeleinden, de zgn. toneelsubsidie-
post, opgenomen. De post was bedoeld te verzekeren dat beroepsgezelschap
pen op het gebied van toneel, opera, dans e.d. in Breda zouden kunnen
blijven optreden in een mate, die min of meer evenredig zou zijn aan omvang
en samenstelling van de bevolking. Bij een schrijven aan de raad van 8
juni 1955 werd de bestemming van de post nader gespecificeerd op de vol
gende wijze;
a. hulp aan noodlijdende uitkoopverenigingen;
b. steun voor belangrijke evenementen;
c. activering schouwburgbezoek belangrijke evenementen.
Tot en met 1959 zijn aan de uitkoopverenigingen Podium, K.A.B.-Kunstkring
en Vereniging H.K.I. (de vereniging Concordia wenste in het algemeen niet
voor subsidie in aanmerking te komen) subsidies toegekend, die de tekorten
uit de voorstellingen integraal bedoelden te dekken.
Bij raadsbesluit van 17 augustus 1960 (bijlage 391is door de raad een
subsidieregeling vastgesteld op basis van de volgende normen;
a. een bedrag van 250,- per uitvoering;
b. voor iedere betalende bezoeker boven de 300 een subsidie van 20c/c van
de gemiddelde toegangsprijs;
c. een d.oor burgemeester en wethouders vast te stellen bedrag, waarbij
rekening wordt gehouden met subjectieve factoren;
d. een bedrag van 250,- per jeugdvoorstelling.
Thans is gebleken, dat, niettegenstaande een zgn. integrale dekking van
de behoeften in het verleden, zich tekorten hebben geaccumuleerd, terwijl
subsidiëring op basis van het laatstelijk ingevoerde systeem die tekorten
nog zou doen toenemen.
De accumulatie van tekorten kon ontstaan, doordat de berekening van de
te dekken tekorten als volgt in zijn werk ging;
a. de saldi van de diverse afzonderlijke uitvoeringen in een seizoen
werden opgeteld, zodat het totale nadelige saldo van de uitvoeringen
bekend was. Bij deze berekening werd alleen rekening gehouden met
inkomsten uit entrees en niet met inkomsten uit contributies;
b. vervolgens werd nagegaan hoe groot de inkomsten uit contributies
waren; 75^ van de inkomsten uit contributies werd in mindering ge
bracht op het onder a, genoemde nadelige saldo; de overige 25$>
bleef voor de verenigingen ter bestrijding van algemene kosten,
zoals drukteen van jaarprogramma's, kosten van het keuren van stuk
ken etc.