Met verwijzing naar de - overigens vage - mededelingen van de minister op
dit punt moeten wij de verwachting uit spreken, dat de toe te passen verfij
ningen in meerdere of mindere mate voor de grote gemeenten en dus ook voor
Breda van toepassing zullen zijn, omdat de verfijningsbepaling van de wet
er juist op gericht is een correctie mogelijk te maken op de geringe
graduatie welke is gelegd in de schaalbedragen per inwoner.
Met name richten wij daarvoor onze aandacht op de mogelijke verfijnings
grondslag welke gezocht wordt in het fungeren van een gemeente als streekcen-
trum of verzorgingscentrum, omdat de uit deze functie voortvloeiende behoef
te aan meer dekkingsmiddelen duidelijk spreekt en ook duidelijk aanwijsbaar
is. Een nieuw element in de uitgesproken mogelijkheden voor verfijningsgrond
slag vormt de suggestie van de minister van binnenlandse zaken bij de begro
ting van zijn ministerie voor 1963 om rekening te houden met de investerings
activiteit van de gemeenten in de sector openbare werken, welke wordt aange
duid als het struikelblok in de sanering van de gemeente-financiën.
Juist deze moeilijkheid die ook voor Breda, duidelijk tot uitdrukking is geko
men in voorgaande jaren en die voor de komende jaren in grotere mate zal gel
den, hebben wij al in een vroeger stadium onder de aandacht gebracht van de
bevoegde instanties.
De passages in de nota van aanbieding welke betrekicing hebben op het vrij
maken van algemene reservemiddelen tot een nominaal bedrag van 8.250.000,-
in een periode van 4 jaar geven kennelijk aanleiding tot een verkeerde inter
pretatie.
De bedoelde reservemiddelen worden niet aangewend in de begroting voor 1963»
Het is alleen de opzet de aanwending van deze reservemiddelen in de toekomst
mogelijk te maken zonder consequenties voor de gewone dienst.
De rente-opbrengst van deze reserves (bespaarde rente) is tot en met het
dienstjaar 1962 volledig aangemerkt als dekkingsmiddel voor'de gewone dienst.
Aanwending van deze reserves zou dus direct leiden tot een tekort aan dekkings
middelen op de gewone dienst.
Om de relatie tussen de algemene reservemiddelen en de gewone dienst te ver
breken (volledig tebereiken in een periode van 4 jaar) wordt als eerste
fase in de begroting 1963 voorgesteld tot een bedrag van 87.500,- (ere deel
van de rente-opbrengst tot een bedrag van 35 ,000,-) de rente-opbrengst
van algemene reservemiddelen niet meer aan te merken als dekkingsmiddel voor
de gewone dienst, doch de rente-opbrengst bij te schrijven op de reserves.
Dit betekent dat tot een bedrag van 87.500,- andere dekkingsiaiddelen
moeten worden aangewezen, hetgeen in het kader van de totale begrotingsop-
zet 1963 is geschied.
Bij voorbaat worden dus maatregelen getroffen om aanwending van de algemene
reservemiddelen in de toekomst mogelijk te maken.
De in het leader van de te treffen maatregelen tot het sluitend maken van de
begroting 1963 gemaakte opmerking, dat de eigen inkomstenbronnen van de ge
meenten moeten worden verruimd geeft een algemeen gedeelde mening weer.
Over de vorm waarin deze verruiming moet worden gerealiseerd willen wij in
het huidig stadium van voorbereiding noch een uitspraak, noch een voorstel
doen.
Gezien de mededeling van de ministers van binnenlandse zaken en van finan
ciën aan de staten generaal over deze materie menen wij voorlopig een af
wachtende houding te moeten aannemen.