gemeente Breda
L.
Preadvies inzake subsidiëring van de jeugdsport.
I. Inleiding.
Door de Gemeentelijke Sportstichting Breda werd in het verleden een
jeugdsubsidie aan sportverenigingen gegeven van ƒ1,- per jeugdlid
per jaar indien men hiertoe een verzoek indiende. Als leeftijdsgren
zen werden de leeftijdsgrenzen van de verschillende bonden aangehou
den. Als minimum jeugdsubsidie werd een bedrag van 25,- toegekend.
De eis, welke aan de vereniging gesteld was, betrof slechts het lid
zijn van de jeugdleden van een landelijk erkende bond.
Men verkreeg deze subsidie nadat een tweetal formulieren waren inge
vuld, Door de verstrekte gegevens was het de sportstichting mogelijk
een beter inzicht in de activiteiten en de financiële mogelijkheden
van de verenigingen te verkrijgen.
Bovenstaande regeling voldoet noch de sportstichting, noch de bestu
ren van de vereniging. De bezwaren tegen de huidige regeling zijn als
volg samen te vatten:
1. het bedrag van ƒ1,- per jeugdlid is in vele gevallen te gering.
2. Het ontbreken van de mogelijkheid een meer variabel bedrag ter
beschikking te stellen.
3. Te weinig differentiatie in de methode van subsidiëren.
4. De onvoldoende voorwaarden-stelling.
5. De minimum-subsidieregeling voldoet niet.
Op grond van bovenstaande meent de sportstichting aan de orde te moe
ten stellen het ontwerpen van een nieuwe regeling inzake jeugdsubsidies.
In do begroting 1962 werd hiervoor een bedrag van 20.000,- gereserveerd.
It. Algemeen.
A. Het belang van de jeugdsport.
Uitgangspunt is dat de ouders in de eerste plaats verantwoordelijk
zijn voor de opvoeding van do kinderen. In ons maatschappelijk be
stel kunnen de ouders dozo taaie veelal niet geheel zelf volvoeren.
Vandaar de gedelegeerde taak aan school, kerk, verenigingsverbanden
en overheid.
In de praktijk is gebleken dat in vele gevallen de ouders, school,
kerk en verenigingsverbanden niet altijd over voldoende financiële
middelen beschikken om do taaie naar behoren te vervullen.
Het onderscheid dat veelal gemaakt wordt tussen jeugdsport en jeugd
werk onderschrijft de sportstichting niet. Zij is integendeel van me
ning, dat er weinig verschil bestaat tussen jeugdwerk en jeugdsport
en baseert deze mening op de waarneming, dat zowel jeugdsport als
jeugdwerk zich beide bezig houden met de jeugd, dat beide een belang
rijke invloed uitoefenen op do jeugd en dat beide een vormende waarde
voor de jeugd hebben.
Op grond hiervan kan gesproken werden van een noodzakelijke steun ook
aan do jeugdsport.
3De takken van sport.
lij gaan uit van de veronderstelling dat men het begrip sport kent en
weet wat ermede bedoeld wordt.