gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
volgno. 45 der agenda
Bijlagen 1963
no. 540
28 november 1963
P/19548
Voorstel v n do burgemeester tot wijziging van
do uitkerings- en pensioenverordening wethouders
1957.
In de staatsbladen 209 en 210 van29 mei 1963 zijn twee wetten opgenomen
tot wijziging van onder meer de wettelijke voorschriften met betrekking tot
de gemeentelijke regeling van de pensioenen van gewezen wethouders en hun
weduwen en wezen, welke voor deze gemeente is opgenomen in de uitkerings- en
pensioenverordening wethouders 1957.
Te Uwen gerieve zij vooraf aangetekend, dat in deze verordening, het ontwerp
besluit tot wijziging daarvan en in onderstaande toelichting ond.er "de wet"
wordt verstaan; de wet van 1 augustus 1956 (stbl. no. 455) houdende nadere
regeling tot het toekennen van een uitkering en een pensioen aan gewezen
ministers, staatssecretarissen, leden van gedeputeerde staten ener provincie
en wethouders ener gemeente, zomede van een pensioen aan hun weduwen en wezen
voorts zal bij verwijzing naar artikelen of onderdelen van de wetten van 29
mei 1963 ook de bladzijde van het staatsblad, waarop dat artikel of onderdeel
staat, worden aangegeven.
A. Periode van 1 april 1960 tot 1 januari 1963.
De voor deze periode getroffen maatregelen, voorkomende in de wet, opgenomen
in het staatsblad 209, zijn van tijdelijke aard; vanaf 1 januari 1963 is een
geheel gewijzigde regeling getroffen. Voor een beter begrip van de regeling
na die datum zij vermeld, dat de tijdelijke maatregelen in hoofdzaak bevat
ten;
a. De beperking van een pensioen uit hoofde van een wethouderschap bij gelijk
tijdige aanspraak op een bodempensioen krachtens de algemene ouderdomswet
of de algemene weduwen- en wezenwet wordt vanaf 1 januari i960 van 2F/o op
1,4$ van het bodempensioen gesteld voor elk jaar, waarover het gemeente
lijk pensioen wordt berekend (tweede en derde hoofdstuk van de wet van
29 mei 1963, stbl. 209, 61z. 687 en 688).
b. De algemene toeslag op de gemeentelijke pensioenen wordt verhoogd in ver
band met de huurverhogingen per 1 april 1960 en 1 september 1962 (zesde
hoofdstuk van die wet, biz. 69I en 692).
Omdat deze maatregelen worden getroffen door wijziging van de wetten, welke
in de artikelen 17,17a en 18 van de uitkerings- en pensioenverordening
reeds van toepassing zijn verklaard, behoeven deze maatregelen thans geen
nader besluit van Uw raad. Reeds eerder zijn bij wijze van voorschot de
pensioenen uitbetaald tot het bedrag, waarop thans formeel aanspraak is
verkregen.