volgno. 45 der agenda
-2-
5901S,,.
B. Periode va. 1 januari 1965 af.
De getroffen maatregelen in de uitvoerige wet, opgenomen in liet staatsblad
no. 210, welke kan worden aangehaald met "Pensioenmaatregelen 1963", kunnen
globaal aldus worden samengevat:
1De bodempensioenen krachtens de algemene ouderdomswet en de algemene
weduwen- en wezenwet worden geïncorporeerd in het gemeentelijk pensioen
uit hoofde van het wethouderschap en wel in deze zin dat 2'fo van het
bodempensioen wordt geacht deel uit te maken van het gemeentelijk ouder-
doms-, weduwen- of wezenpensioen voor elk jaar, waarnaar dat gemeente
lijk pensioen is berekend (c.q. geacht wordt te zijn berekend). Omdat
een wethouderspensioen berekend wordt naar ten hoogste 20 jaren, zal ten
hoogste 4-öfo van een algemeen bodempensioen in het gemeentelijk pensioen
begrepen zijn.
2. In verband hiermede komt de premie, welke uit hoofde van de irethouders-
wedde ten behoeve van de algemene bodempensioenen moet worden betaald, ten
laste van de gemeente,
3. De pensioenen van de wethouders en hun weduwen en wezen kunnen in het
vervolg worden verhoogd overeenkomstig de algemene wijzigingen in de be
zoldiging van het overheidspersoneel (de z.g, welvaartsvastheid van het
pensioen)
4. Pensioenen welke zijn of zullen worden afgeleid, van een wedde, welke voor
1 januari 1963 is vastgesteld, kunnen aan het algemene peil van de bezol
diging van het overheidspersoneel naar die datum worden aangepast
5. De in de wet voorkomende pensioen-maxima, welke rechtstreeks op de gemeenr-
telijke pensioenen van toepassing zijn, zijn per 1 januari 1963 verhoogd
met het percentage van de algemene stijging van de bezoldiging van het
overheidspersoneel in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1963.
6. In verband met de verkregen welvaartsvastheid van de pensioenen, moet
de pensioenbijdrage van de wethouders van 3 tot 4,5/i worden verhoogd.
Deze maatregelen vragen wijziging en aanvulling van de gemeentelijke regeling
inzake wethouderspensioenen, welke zijn neergelegd in de twee hierbijgaande
ontwerp-besluiten
Het eerste behelst enige wijzigingen in de uitkerings- en pensioenverordening
wethoudersl957. Ter toelichting hierop diene het volgende.
Artikel I
De verhoging van de bijdrage van de wethouders voor hun pensioenvoorziening
is in de wet voorgeschreven (Pensioenmaatregelen 1963, eerste afdeling
artikel XXIX blz. 711).
Hierbij zij aangetekend, dat anderzijds de premie, welke over de wethouders-
wedde verschuldigd is voor de bodempensioenen, ten laste van de gemeente komt
(Pensioenmaatregelen 1963, derde afdeling artikel 5, blz. 717).
Artikel II
Het voorstel artikel 16 te laten vervallen, staat geheel buiten hetgeen
overigens in dit ontwerp wordt geregeld. Met ingang van 1 januari 1963 vindt
toekenning van kinderbijslag aan de gepensioneerde wethouders of hun weduwen