gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda, volgno. 4 der agenda Bijlagen 1963 no. 85 8 maart 1963 V/3815 Voorstel van burgemeester en wethouders tot voorlopige goedkeuring van een plan tot onteige ning van percelen gelegen aan de Catharinastraat, de Veemarktstraat en de Vlaszak. Op 15 november 1961 besloot Uw raad vast te stellen een plan tot onteigening van enige percelen gelegen aan de Catharinastraat, de Veemarktstraat en de Vlaszak, in verband met de realisering van de ter plaatse geldende voorgevel rooilijnen en bouwverbodenDe beslissing omtrent goedkeuring van dit plan is bij Koninklijk Besluit van 19 april 1962, no, 29, voor 6 maanden verdaagd. Nadien hebben wij vernomen dat de minister van onderwijs, kunsten en weten schappen aan zijn ambtgenoot van volkshuisvesting en bouwnijverheid heeft be richt, dat hangende de vraag welke monumenten in Breda op de ontwerp-monumenten- lijst dienen te worden geplaatst, niet gerekend kan worden op toestemming voor het slopen van panden langs de Catharinastraat. Voor het departement van volks huisvesting en bouwnijverheid zou deze zienswijze de betekenis hebben dat niet vaststaat of de voorgenomen onteigening is te realiseren en dat de Kroon der halve niet kan worden voorgesteld het plan in de omvang die daaraan gegeven is, goed te keuren. Aangezien op gedeeltelijke goedkeuring van een onteigeningsplan niet mag worden gerekend, is ons van de zijde van laatstgenoemd departement aangeraden te bevorderen dat Uw raad de percelen nos. 7 en 8 (Catharinastraat 20 en 32) en eventueell(Catharinastraat 34a) uit het plan licht. Op grond van de volgende overwegingen hebben wij besloten dit advies niet op te volgen. 1Het gemeentebestuur beseft terdege de waarden die hier in het geding zijn, ter wijl de hoofddirecteur van de rijksdienst voor de monumentenzorg vooral gepleit heeft voor behoud van de rooilijnbuiging aan de noord-zijde van de Catharina straat en de hoekbebouwing St.Annastraat, welke onderdelen echter niet door het onteigeningsplan worden bestreken. 2. Partiële intrekking van het onteigeningsplan wekt de indruk dat het tot in hoogste instantie aanvaarde binnenstadsplan, ondanks naar voren gebrachte bezwaren ook en vooral van de zijde van onderwijs, kunsten en wetenschappen, door de gemeente wederom aan een nadere beschouwing wordt onderworpen en op losse schroeven wordt gezet, hetgeen bestuurlijk niet te verantwoorden is. 3. Indien onderwijs, kunsten en wetenschappen zich tegen sloping wil verzet ten, is zulks mogelijk op grond van in de monumentenwet gegeven bevoegd heden. Om die reden gaat het niet aan dat van die zijde reeds bij voor baat en heel in het algemeen getracht wordt goedkeuring van het onteige ningsplan te voorkomen. 4. Zolang er nog geen monumentenlijst is ingevolge de monumentenwet gelden op grond van artikel 34 gedurende vijf jaren na het inwerkingtreden van deze wet de op de voorlopige monumentenlijst vermelde zaken als beschermd monument. Voorzover dit onteigeningsplan betreft, staan op deze voorlopige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 142