volgno. 5 der agenda -2- Indien in Breda dezelfde matstaf zou worden aangelegd, namelijk een uniforme heffing van 3jb van de belastbare opbrengst van alle ongebouwde eigendommen, dan zou bij een geschat basisbedrag van 125.000,- belastbare opbrengst ongebouwd een opbrengst worden verkregen van 10,000,-. Bij nader inzien wordt voor een heffing in deze vorm gevoeld, omdat een straat belasting ex artikel 280 der gemeentewet ruimer van strekking is dan een baat belasting ex artikel 281Zij behoeft zich niet te beperken tot een kleine kring van eigendommen - waarvoor de werken weliswaar een bijzonder voordcel opleveren, terwijl echter daarnaast door deze werken toch ook in beduidende mate algemene verkeers- en recreatieve doeleinden worden gediend - en komt als zo danig tegemoet aan de uit biilijkheidsoverwegingen wenselijk geachte grotere spreiding van de werkingssfeer dezer heffing. Door het opnemen van een vrijstellingsbepaling voor ongebouwde eigendommen met een belastbare opbrengst lager dan 13,- kan tevens worden bereikt dat onge bouwde aanhorigheden van woonpercelen in de stad grotendeels buiten deze heffing kunnen worden gehouden en dat aanslagen beneden ƒ1,- xrorden vermeden. Ten aanzien van de opbrengst wordt opgemerkt, dat in de aanvankelijke opzet, een kostendekking werd nagestreefd uitgaande van de sedert 1957 door de gemeente bestede bedragen wegens aanleg en verbetering van landwegen. De in het oorspronkelijk voorstel gereleveerde eis van gedeputeerde staten tot dekking van 5der ten laste der gemeente blijvende kosten door invoering van een belasting, gaat uit van de ten laste van het begrotingsjaar 1961 e.v. goed te keuren kredieten. In dit verband zijn de ten laste der gemeente blijvende kosten van reconstructie van de resterende in het plan opgenomen landwegen te stellen op: a. (41e begrotingswijziging 1961239.400,- subsidie cultuurtechnische dienst 11 87.200,- 152.200,- b. (60e begrotingswijziging 1961207.000,- subsidie cultuurtechnische dienst 11 76.600,- 130.400,- 282.600,- Verhaal tot 50^ van deze kosten geeft, berekend naar een 30-jarige 4t annuïteit, een jaarlijks te verhalen bedrag van 8,421,23. Geacht kan worden dat met een jaarlijkse belastingopbrengst van 10.000,-, zo als vorenomschreven, is voldaan aan de door gedeputeerde staten gestelde eis. Op deze wijze wordt slechts 10,000,- gedekt van de gedachte 25.000,-, De resterende 15.000,- kunnen worden geput uit de 34.000,- meevaller, die de dienst 1963 intussen zal toevallen door de extra-afschrijving van 800.000,- ten laste van de dienst 1962 terzake van de onrendabele top van het politie bureau (zie 196e begrotingswijziging van de dienst 1962). Overigens komt het ongewenst voor, dat de gemeente Breda, in vergelijking met de aangrenzende gemeenten, aanmerkelijk hogere lasten zou opleggen aan overwegend agrarische bedrijven wegens voorzieningen aan landwegen. Op grond van vorenstaande stellen wij Uw raad, onder terugneming van ons voor stel tot het vaststellen van een verordening op de heffing van een baatbe lasting in het landelijk gebied (opgenomen in bijlage C van de nota van aan bieding van de begrotingen 1963, blz. 48 en 49), voor over te gaan tot in voering van een straatbelasting voor ongebouwde eigendommen (met een belast-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1963 | | pagina 196